Volgens Toef Jaeger (‘Een scheutje Mao-leed of kinderarbeid’, NRC Next 15 september) willen Nederlandse lezers wel boeken over andere culturen lezen, maar alleen als die boeken een Westerse moraal hebben: ‘We willen niet daadwerkelijk lezen over een andere cultuur: we willen vanuit westers perspectief een andere cultuur voorgeschoteld krijgen.’ Die ‘andere cultuur’ kan door zo’n Westerse beschrijving zelfs beschadigd raken, zoals in het geval van een Afghaanse boekhandelaar en de Noorse schrijfster Arne Seierstadt. Volgens Jaeger zou de schrijfster zogenaamde ‘herstelbetalingen’ moeten betalen, ‘wegens gebruik van zijn cultuur voor eigen doeleinden’.
Leest u mee: ‘Seierstad heeft immers maandenlang gebruik gemaakt van de gastvrijheid van de familie om kennis te nemen van het gewone leven in Afghanistan en dat heeft ze omgezet in een eindproduct (het boek), waar ze haar eigen waarden op loslaat. Seierstad doet in wezen aan literair neokolonialisme, en dat ze daarvoor moet betalen is anno 2010 niet meer dan terecht.’
Authenticiteit
Seierstadt verleent volgens Jaeger zo namelijk authenticiteit aan een verhaal dat niet het hare is. Een voorbeeld van hoe het wel moet is Henk van Woerden, die in zijn boek Een mond vol glas tenminste duidelijk maakt dat er ‘naar authenticiteit wordt gestreefd, maar dat het gegeven evenveel zegt over de schrijver zelf.’ Je mag dus wel bijvoorbeeld een steniging beschrijven als een uiterst pijnlijke ervaring, maar alleen als je erbij zegt dat het voor jou een spannende kennismaking is met een andere cultuur.
Authenticiteit is namelijk de reden dat mensen een boek willen lezen, of zelfs ‘de voorwaarde om een boek verantwoord en goed te vinden’, aldus Jaeger. Waarom een boek verantwoord zou moeten zijn, en wanneer een boek dat is, spreekt kennelijk voor zich, ze expliceert het in ieder geval niet. Argumenten voor haar stelling geeft ze ook niet, of het moet het succes van Khaleid Hosseini zijn – dat blijkbaar voortkomt uit de gedachte dat je uit zijn werk het echte Afghanistan leert kennen. ‘Literaire globalisering leidt niet tot een veelvoud aan stemmen, maar tot eenheidsworst. Zolang we andere culturen gepresenteerd krijgen via een Westerse stem, is niet van verdieping sprake, maar juist van buitenkant. Wie over de eigen cultuur schrijft, graaft dieper dan wie die cultuur net leert kennen en probeert te introduceren voor het eigen publiek.’
Boetes
Het zijn typisch literatuurkundige boude beweringen die volstrekt inwisselbaar zijn en totaal niet beargumenteerd worden. Met evenveel stelligheid – als er bijvoorbeeld subsidie voor een studiereis nodig is – kan er morgen iemand beweren dat een buitenstaander een beter oog heeft voor de typische culturele eigenaardigheden, omdat hij niet is gebonden aan de heersende moraal.
Of Jaegers ‘analyse’ alleen geldt voor Westerse schrijvers in den vreemde of voor schrijvers in het algemeen wordt ook al niet duidelijk. Zou ze de ‘nonkels’ van Dimitri Verhulst steunen in hun strijd om schadevergoeding, de kleine Dimitri deed toch maar mooi jaren research bij hen thuis. Maar nee, in haar slotgedachte stelt Jaeger expliciet: ‘Het is dan ook niet onredelijk wanneer schrijvers als Seierstadt nog flink wat boetes gaan betalen. Boetes voor gebruik van andere culturen voor eigen gewin.’ Betekent dat dan dat Kader Abdolah Nederland nog geld schuldig is? Of is de Nederlandse cultuur, in tegenstelling tot die van Afghanistan, wel sterk genoeg om gebruik door schrijvers uit andere culturen te kunnen overleven? Ik durf te beweren dat geen enkel opiniestuk in een Nederlandse krant in 2010 blijk geeft van meer paternalistisch cultuurrelativisme dan Toef Jaeger in deze twee zinnen.
Harmen van der Meulen is boekenlezer en freelance journalist.