Ik laat mijn ogen glijden over de scheurkalender met spreuken rechts van de wc. Only in solitude do we find ourselves. Terwijl ik zit te plassen laat ik de woorden tot me doordringen. Wanneer zijn we eigenlijk echt alleen? Als student woon je met huisgenoten, en heb je tal van eetafspraken of andere activiteiten om je tijd mee te vullen. Alleen ben je als je naar bed gaat, soms dan.
Als ik vertel dat ik af en toe alleen een film kijk, staren mijn vrienden me gek aan. Het feit dat ik soms uren alleen naar muziek luister op de bank of een boek lees, staat nog verder van hen af. Want: een vrijdagavond in je eentje doorbrengen is treurig. We moeten ons omringen met mensen. Op feesten, etentjes en zelfs bij het sporten. En alleen wonen lijkt ons helemaal eng.
Maar waarvoor zijn we bang als we niet door al onze vrienden worden omringd? Onszelf? Wat is er zo verschrikkelijk aan alleen zijn dat op alle manieren dit wordt ontvlucht? Is het omdat we als we alleen zijn geconfronteerd worden met ons echte gevoel? Dat we er dan achter komen dat we niet zo gelukkig zijn? Wat voor emoties komen er bij ons op als er niemand is die ons kan afleiden?
Het gaat niet enkel om alleen zijn, maar ook om altijd iets te doen te hebben – zelfs wanneer we alleen zijn. Studeren doen we namelijk zo vaak zonder mensen op onze kamer. Raken mensen daarom verslaafd aan hun werk, zodat ze niet meer bij hun gedachtes en gevoel hoeven? Omdat als ze stilstaan ze met problemen moeten omgaan, waar ze niet bij willen. Is het om deze reden dat we maar door- en door- en doorgaan, omdat op het moment dat je stopt, je voelt dat het niet goed gaat? En wat voor de een werk is, is voor de ander feesten of sporten: een uitvlucht voor zichzelf.
Terwijl ik nog even blijf nazitten op de wc besef ik me dat het toilet de enige plek is waar we ooit echt alleen zijn. Een minuut even met jezelf. Geen mensen, geen dingen om te doen. Alleen jij en je gedachtes. Maar er zijn genoeg mensen die dan al snel hun telefoon erbij pakken of een tijdschrift. Waarom?
Ik sta op, doe mijn broek omhoog en rits mijn gulp dicht. De wijsvinger van mijn rechterhand drukt het knopje in om door te trekken. Het geluid van spoelend water vult de ruimte terwijl ik met mijn andere hand de spreuk van de kalender afscheur.