Column

Kickboksen is voor mietjes

17-01-2013 15:44

Kickboksen. Een prachtig stukje taakstrafloos op iemand in beuken. Denk ik. Dácht ik. Lukraak je tegenstander een paar poffen op zijn jukbeenderen geven, of pure techniek? Ik ging met een van de jongens met wie ik weleens een glas hef mee naar zijn kickboks training. Lichtelijk aangeschoten (lees: laveloos lam) heb ik dat toegezegd. En zoals een ieder het zo mooi weet te benoemen, ‘s avonds een man ‘s ochtends een man.

De rust zelve
Ik kan me nog herinneren dat ik me afvroeg waarom die wekker ging. ‘Het is toch zaterdag??’ Tot het besef de slaapkamer binnenliep. Ik ging kockboksen. En wel over één uur. Douchen, aankleden, eten. Ik zou om half 10 opgehaald worden. Gelukkig was ik de rust zelve. Met mijn sporttas met de benodigde spullen (alles behalve beschermende kleding, want dat heb ik natuurlijk niet) sta ik met knikkende knieën te wachten op de man die mijn dag de avond ervoor al tot een hel had weten te maken. Goeie gast. Echt.

Nederlandse Russen
In de auto naar Spakenburg. Of all places. Dan verwacht je van die gasten die niet kunnen lachen. Boeren. En als je met een aanloop zo’n boer in z’n gezicht mept met een loden pijp, vouwt die pijp om z’n hoofd en haalt ie z’n schouders op. Nederlandse Russen noem ik ze wel eens. Maar ik heb het zoals altijd weer mis. Ik kom binnen en wordt warm verwelkomd door een klein groepje mannen uit iedere uithoek van de wereld. Termen als ‘Gezellig’, ‘Gebruik mijn handschoenen maar’ en ‘Lekker rustig aan beginnen hè’ vullen de kleedkamer. Ja, nu zijn ze lief, maar straks kan ik mijn witte lach bij elkaar zoeken tussen de randen van de vloer-matten. Allemaal gekheid. Een oprechte groep. Een hechte groep. Een open groep.

Warming up
Een “Ga door Bas! Ga door!” vult de zaal. Met een hartslag van 200 pers ik het laatste beetje energie uit mijn luie lijf. Kantoorbaan, roken, drinken. Ik dus. Ondanks dat we al een eeuwigheid bezig waren (lees: 10 minuten, hooguit) bleef ik stuk volhouden. Touwtje springen, opdrukken, sit-ups, jezelf zo snel mogelijk dubbelvouwen zodat je voet tussen je handpalmen op de grond staat. Lichamelijk origami alom. Met een korte pauze weet ik het vol te houden tot het moment dat we gaan rekken. Het lijf even lekker losgooien. Eindelijk. Opgelucht en ijverig doe ik de oefeningen mee, maar ik ga me steeds slechter voelen. Als het rekken voorbij is gaan we in een kringetje staan. “Pak je handschoenen.” Mooi. Hier kwam ik voor. Maar erg blij kan ik niet meer kijken. Terwijl ik mijn handschoenen onhandig aantrek begint de trainer zijn verhaal. Het begint zijn uitleg, maar veel krijg ik er niet van mee. Ik merk dat hij me steeds vaker aankijkt. Hij weet wat ik nu voel. Langzaam voel ik het bloed uit mijn hoofd stromen en op het moment dat ik mijn handschoenen aan heb draai ik me om en loop naar het podium. Ik doe mijn handschoenen uit en weet nog net te zeggen dat ik me niet zo lekker voel. “Je ziet ook een beetje wit.” Ik weet mijn hand op het podium te leggen, als steun. Want als ik flauw val, dan vangt die hand me op. Stom. Dat denk je.

Je eerste keer zeker?
Een half uur lang nadat ik ben uitgevallen wandel ik van de wastafel naar de kleedkamer. En nog een keer. En nog een paar keer. Denk ik. Waarom weet ik niet, maar zolang ik blijf bewegen voel ik me beter dan stervende. Dat is het beste wat ik er nog uit kan halen. Zo nu en dan loopt er iemand de kleedkamer in. “Gaat het? Eerste keer zeker? Zo heb ik ze vaker zien gaan. Je moet ook rustig aan beginnen man. Doe anders nu even met ons mee. Hier moet je even doorheen man.” Ik moest het afslaan. Niks kon ik meer. En toch. Toch liep ik niet met een hangend hoofd de sportschool  uit. De mensen daar waren zo vriendelijk en oprecht. Daar kan heel Nederland een voorbeeld aan nemen. En ik? Ik ben aan mijn conditie aan het sleutelen. Want door zulke mensen wordt ik graag een keer geslagen.