Het was allemaal heel voorspelbaar. David Cameron gaf een even langverwachte als voorspelbare speech, Baudet en wat andere eurosceptici riepen prompt op ook in Nederland een referendum over de Europese Unie te organiseren, en het ganse land had de krant nog niet gelezen, of Frans Timmermans had hen al impliciet van populisme en oneerlijkheid beticht. Zo gaan die dingen, en het zal nu allemaal wel weer stranden in de gebruikelijke loopgraven van het eigen gelijk. En dat is jammer, want daarmee laten we ons collectief met een kluitje het riet in sturen door David Cameron.
Laten we namelijk wel wezen, die speech van Cameron was helemaal niet zo ‘moedig’, laat staan ‘eerlijk’, en hij kwam al helemaal niet tegemoet aan de eurokritische geluiden in het land waar hij woont. David Cameron zei vooral dat hij graag in 2015 de volgende verkiezingen wil winnen, en dat hij daartoe vooral graag de eurosceptische twijfelaars aan zich wenst te binden – hetgeen overigens nog een hele klus zal worden. Het referendum zal er alleen komen als Cameron herkozen wordt (nog lang niet vanzelfsprekend) en – dat vul ik vast maar even in – als hij bovendien vervolgens zeker weet dat het er niet toe zal leiden dat het Verenigd Koninkrijk de EU zal verlaten (dat kost hem namelijk subiet de andere helft van zijn electoraat). Het is tamelijk apert platte politiek, maar desalniettemin verkeren onze eurosceptici al dagen in een haast manische euforie, alsof ze voor het eerst echt serieus worden genomen. Een kinderhand is blijkbaar gauw gevuld.
Het is wel een tamelijk naïeve kinderhand. Het probleem is namelijk dat een simpel referendum, een enkelvoudige ja/nee vraag, niet zo gemakkelijk tot een op langere termijn bevredigende oplossing zal leiden. Laten we onszelf niet voor de gek houden: wij, het electoraat, wij overzien het slagveld net zo min als onze medeburgers die wij politici noemen. Vaak zien de dingen er als je een besluit neemt heel anders uit dan wanneer je de effecten ervan voelt. Fanatiekelingen bedenken zich wellicht niet al te vaak, maar een flink deel van ons heeft geen hele vastomlijnde ideeën over van alles en nog wat tot zich een concreet probleem aan dient. Zie ook: het hele Europa-debat, dat wij (ja, WIJ) niet voerden toen de besluiten genomen werden en dat pas nu, nu de machine hapert, de opiniepagina’s echt structureel haalt. Het punt is: hoe veelomvattender de vraag waarop we in een referendum ja of nee moeten zeggen, hoe groter de kans dat we een besluit nemen waarover later grote twijfel of onenigheid ontstaat.
Een referendum kan een fantastisch democratisch instrument zijn, maar het kan ook leiden tot schijndemocratie, als een verkeerde vraag voorgelegd wordt. We kennen allemaal het voorbeeld uit 2005 – de onbevredigende afloop van dat referendum kleurt nu nog het EU-debat in Nederland. De vaag geformulerde vraag die Baudet c.s. voorstellen – of we een ‘groot’ of een ‘klein’ europa willen – en de simpele in/uit vraag waar Cameron mee schermt zijn precies zulke foute vragen: houd er een referendum over, en hoe het ook uitpakt, gegarandeerd heb je binnen een paar jaar opnieuw heisa. Stemmen we voor ‘groot’ of ‘klein’, dan komt er gedoe over wat ‘groot’ of ‘klein’ inhoudt, Gaat het om erin of eruit, dan zal grote onrust ontstaan over het verlies van dingen die velen eigenlijk niet kwijt hadden gewild, of over het behoud van dingen die we liever wél kwijt waren.
Anders geformuleerd: een ja/nee referendum over ‘Europa’ is eigenlijk alleen interessant voor extreme eurofielen of voor extreme eurofoben – voor die paar promille aan verstokte naïevelingen die op alle aspecten categorisch ‘ja’ of ‘nee’ zullen zeggen tegen Europa. Voor de Thierry Baudets en voor de Guy Verhofstads. Hoevelen van ons zijn zo door ideologie en extremiteit verblind? Hoevelen van ons zien niet, in dat plaatje, een aantal zaken aan de EU die we eigenlijk wel ok vinden, heel veel zaken waarover we het niet zo goed weten, en een aantal zaken die ze liever kwijt dan rijk zijn? Hoe kan een categorisch ja/nee referendum die diversiteit en subtiliteit in opvattingen ooit meten? En als dat niet kan, is het dan wel een zinnig en vooral legitiem democratisch instrument? Je kan daar grote vraagtekens bij zetten.
Natuurlijk is het pleidooi voor meer democratische legitimatie van de EU zoals dat door Baudet c.s. wordt gehouden terecht. Alleen al het feit dat we het er al een paar jaar voortdurend over hebben betekent dat er aan die legitimiteit iets schort, en uiteindelijk is het aan het electoraat, en aan niemand anders, om de unie die legitimiteit te geven (of te onthouden). En – zonder ons democratisch gekozen parlement buitenspel te willen zetten, ja, referenda kunnen daarin zeker een rol spelen. Het kan alleen nooit een simpele ‘ja’ / ‘nee’ vraag zijn: de EU is niet een eenvoudige lichtschakelaar die je naar believen aan en uit kan zetten, maar een complexe organisatie, die je op heel veel manieren kan inrichten.
Als we echt vinden dat we de democratisch legitimiteit van de EU grondig moeten onderbouwen, dan moeten we het ook aandurven onszelf, het electoraat meerdere, en complexere vragen voor te leggen. Bindende referenda, waarbij meerdere vragen tegelijk moeten worden beantwoord, of een reeks aan opeenvolgende deelreferenda. Dan kun je het in alle rust en nuance ergens over hebben, en kunnen we als burger zelf alsnog ja zeggen tegen Schengen, en tegen de euro, en tegen de interne markt, en nee tegen een volkslied, een vlag, en een gedeelde identiteit. Of omgekeerd. Alleen via dit soort deelreferenda zul je een zekere mate van legitimiteit kunnen bereken.
Het is belangrijk om te werken aan de democratische legitimering van Europa, en om, indien nodig, Europa aan te passen tot het dat is wat democratisch gelegitimeerd kan worden, maar één referendum is geen referendum. Het is intellectueel luie, populistische volksverlakkerij die niets op zal lossen en, net als in 2005, vooral zal leiden tot tijdverspilling en onrust.
Miko Flohr is absoluut voor verregaande supranationale integratie in de EU, maar wel op basis van blijvende, echt democratische legitimering.