In dit lichtvoetige, postmodernistische verhaal is de ik oningevuld. De lezer weet niet meer dan dat het om een jonge vrouw gaat die oud genoeg is om op zichzelf te gaan wonen, niet studeert, lijdt onder aan neurose grenzende paniekaanvallen en dat ze een pand betrekt dat op de nominatie staat gesloopt te worden en nooit de goedkeuring zal kunnen wegdragen van haar smetvrezende moeder. Ze heeft geen naam en krijgt er ook geen. Voor haar gevoel is ze onzichtbaar. In een poging ‘iemand te worden, een echt iemand, met gedachten van zichzelf’, zoals ze haar vader heeft beloofd te doen als ze de kans kreeg, verlaat ze het ouderlijk huis – de verstikkende aanwezigheid van haar moeder – en treedt zowel zij als de lezer een spel binnen. Zíj het spel dat leven heet, de lezer dat van schijn-op-schijn, want als alles altijd fictie is, wat is dan nog waarheid?
Zo verzekert de ambtenaar die haar de woonstee aanbiedt haar tijdens de bezichtiging dat de bovenverdieping leegstaat. ‘De sleutel is met de laatste bewoner verdwenen.’ De eerste nacht in haar nieuwe huis ligt ze wakker van geluiden, en in de verwachting een inbreker het hoofd te moeten bieden gaat ze op onderzoek uit. ‘Ik woon hier,’ zegt de oude man op paarse pantoffels, die de deur van de zolder opendoet. ‘Hebben ze dat niet doorgegeven? Ik ben hier al jaren.’ De lezer krijgt nooit zekerheid over welke voorstelling van zaken klopt.
Gizmo, de mensenschuwe, afgegleden toneelacteur en hamsterende kluizenaar met zijn rigoureuze opvattingen over recht, krom en remedie, wordt de eerste vriend die ze maakt. In hun gesprekken reikt hij haar volmaakt gerationaliseerde handgrepen aan over hoe ze, als de buitenstaander die ze is, controle kan uitoefenen op gebeurtenissen en gezien kan worden. En stapje voor stapje gaat ze aan de hand van zijn rechtlijnige raadgevingen morele grenzen over.
De tweede vriend die ze maakt is Gizmo’s tegenpool. Baris is een zwerver die de zolen van zijn schoenen met plakband tot sandalen heeft bewerkt en stad en land afstruint met een wegwerpcamera waarmee hij elke dag de zonsopgang vastlegt. ‘Het is wat je wilt zien,’ zegt hij, als ik hem vraag hoe hij het doet. ‘Het is niet makkelijk, zeker niet. Je moet ervoor oefenen, maar als je het eenmaal kunt, wil je niet anders: als de werkelijkheid dan toch betrekkelijk is, moet je er het beste uitfilteren, zo denk ik erover.’
Ook Baris, met zijn verregaande barmhartigheid en vergevenszindheid, zijn niet-aflatende roze bril, oefent zijn invloed op haar uit, en tussen Gizmo en Baris ontwikkelt zich een subtiele, maar verwoestende concurrentiestrijd.
Voordat het verhaal begint, wordt de lezer terdege gewaarschuwd:
‘Laat ik een verhaal maken. Over leugens en werkelijkheid. Over schijn en bedrog. Over het spectrum van kleuren waardoor we vergeten wat zwart is en wit.
Alles is ingevuld. Binnen de lijntjes.
Laat ik een verhaal maken.
Laten we een spel spelen.’
En de auteur speelt een spel. Ze bouwt illusies op en laat ze afbrokkelen, totdat ze uiteindelijk oplossen in het letterlijk niets. Het is net iets te dik aangezet, een tikje te maniëristisch. Dat laat onverlet dat het een heerlijk intelligente, speelse debuutroman is die nieuwsgierig maakt naar wat de auteur nog meer in huis heeft.
Uitgever: | Prometheus |
Pagina’s: | 232 |
Prijs: | 17.95 |
ISBN: | 9789044616361 |
Jaar: | 2010 |
Website auteur: | http://www.allesisaltijdfictie.nl/ |