ThePostOnline

Geen van ons keek om – Tahmina Akefi

14-12-2011 22:34

Wie geïnteresseerd is in het leven van ‘de gewone’ Afghaan in Afghanistan heeft de laatste jaren heel wat romans tot zijn beschikking waaruit hij kan leren. Wie kent niet De Vliegeraar en/of Duizend Schitterende Zonnen van Khaled Hosseini? Of De Boekhandelaar van Kaboel van de Noorse journaliste Sne Seierstad? Een kleine greep uit het arsenaal schrijvers dat je, als lezer, een prachtig inzicht geeft in het dagelijks bestaan van voor en tijdens ‘de taliban’. Over een leven dat herkenbaar is voor westerlingen en over een opgelegd leven dat ver van het onze staat en waar men in Afghanistan bepaald niet voor gekozen heeft. Over de hele wereld willen mensen immers een bestaan in vrede en veiligheid, met werk, familie, eten en drinken en een dak boven het hoofd. Het zijn de machthebbers die die elementaire behoeftes verstoren, al dan niet uit naam van een religie.

Nu is er een nieuwe roman verschenen over het leven in Kaboel. De schrijfster, Tahmina Akefi (1983) woont en werkt al jaren in Nederland waar ze omstreeks haar zestiende heen vluchtte. Ze groeide op in Kaboel, in de tijd dat de Russen in Afghanistan zaten. Of nauwkeuriger gezegd, de romanNiemand keek om – gebaseerd op ware gebeurtenissen en zeer authentiek autobiografisch van inhoud – gaat over de ik-figuur Tiba, een meisje dat in een nette wijk in Kaboel woont met haar vader, moeder en broertje. Naast haar woont haar beste vriendinnetje Setara met haar familie. Tiba en Setara gaan naar school en thuis spreken ze elkaar over een muur of onder een druivenstruik in de tuin. Niet alleen de mannen, ook de vrouwen hebben over het algemeen een baan. Het dagelijks bestaan kabbelt voort, ook al wordt er door de volwassenen af en toe zorgelijk gepraat over de opmars van de moedjahedien.

Aan het kabbelen komt een eind als de moedjahedien daadwerkelijk de Russen het land uit jagen en vanuit hun schuilplaatsen in de bergen naar de stad komen. Tiba en Setara zijn dan veertien jaar. Om Kaboel wordt gestreden, krijgsheren bevechten elkaar om wijken, bommen en granaten vliegen de bewoners om de oren. Het leven verandert drastisch. Vrouwen mogen niet meer werken en moeten hoofddoeken om en later liefst helemaal niet meer op straat. De vader van Tiba, die militair is (in de Russische tijd na de dienstplicht blijven hangen omdat hij naar de militaire academie mocht) wordt uiteraard ontslagen. Naar school gaan wordt steeds moeilijker – en later onmogelijk – vooral omdat in de schoolgebouwen slachtoffers van de bombardementen gehuisvest worden en de leraressen thuis moeten blijven. Bovendien is scholing voor meisjes van geen enkel belang meer. In deze periode is nog geen sprake van taliban en boerka’s.

De onveiligheid maakt dat Tiba en haar familie moeten vluchten, eerst naar een andere wijk en later naar een huis van vrienden even buiten Kaboel. De vader en zijn zoon beginnen een winkel in de stad, maar aanhangers van de moedjahedien maken hen het leven zo zuur dat de familie verder moet vluchten. De laatste zin van het boek is meteen de titel, wanneer de familie in een taxi naar het ongewisse rijdt: ‘Geen van ons keek om’.

Als je bent opgegroeid met een bepaalde taal – Afghaans in dit geval – is het natuurlijk razend moeilijk om je een nieuwe taal – Nederlands in dit geval – zo eigen te maken dat je ermee kunt spelen. En dat is nodig voor het schrijven van een verhaal of een complete roman. Voor spelfouten en kromme zinnen heb je een editor (die in dit geval hier en daar wat over het hoofd zag), maar voor een echt verhaal heb je creatieve taalbeheersing nodig. Wat menig Nederlander trouwens ook niet heeft, maar dat terzijde.

Wat Kader Abdolah wel voor elkaar krijgt, lukte Tahmina Akefi (nog?) niet. Dat kan aan de nieuwe taal liggen, of aan haar onvermogen. Zij stijgt helaas niet boven het brave schoolopstel uit. Wanneer er actie is gaat het wel, maar de kabbelende meisjestijd in Kaboel is over het algemeen ronduit saai om te lezen. Overigens moet gezegd worden dat culturele details de zaak weer wat opfleuren, maar niet genoeg.

Wat me ook niet duidelijk is, is dat ze regelmatig Afghaanse woorden in haar tekst strooit (met achterin het boek een verklarende woordenlijst), wat goed is voor de couleur locale, maar die zo willekeurig hier en daar opduiken, vaak naast de Nederlandse synoniemen in dezelfde alinea, dat je niet snapt waarom ze de ene keer het Afghaanse woord gebruikt en de andere keer het Nederlandse. Ook zijn er woorden die nergens vertaald worden en dan moet je maar raden wat een ‘pas Khana’ is. Daar worden spullen en huisraad verstopt, maar onvertaald en zelfs binnen het zinsverband valt niet op te maken waar of wat dat nou is. Een zolder? Een kelder? Een schuur?

Een citaat:

‘Stomverbaasd keek hij (mijn broer), net als de rest naar de nieuwslezeres (op TV), die voor het eerst een hoofddoekje droeg. (…) Mijn vader liep naar de televisie en zette hem harder. De presentatrice begon niet met de gebruikelijke groet, maar met de eerste zin van de Koran: Bismillah rahane rahim, in de naam van Allah, de Barmhartige. Ademloos zaten we te kijken, totdat mijn broer riep: “Wat moet ze met zo’n ding op haar hoofd?” Mijn moeder draaide zich naar Reshad en legde haar wijsvinger op haar lippen. Mina Baktash, de presentatrice, begon met het eerste bericht over de president toen haar hoofddoek in haar gezicht viel. Terwijl ze rustig verder ging trok ze haar hoofddoek recht. Die bleef even goed zitten, maar gleed vervolgens weer weg. Ik hoorde allang niet meer wat ze zei. Met één hand trok ze het witte lapje stof weer over haar hoofd, dat nu ook een deel van haar voorhoofd bedekte, langzaam omlaag zakte en op het bureau viel. Toen nam de collega (…) het over.’

Dit stukje tekst is het grappigste uit het hele boek. Wat een gemiste kans, denk je dan, dat ze het niet ècht grappig heeft gemaakt of zelfs hilarisch.

De karakters komen ook niet echt uit de verf. Personages blijven tweedimensionaal. Noch Tiba, noch Setara zie ik echt voor me. Dat geldt ook voor de familieleden en andere figuren rond de beide meisjes. Met uitzondering van de vader van Tiba en de oma van Setara. Die twee komen het meest tot leven.

keek-omVan de vader krijgen we een stukje verhelderende politiek wanneer hij zijn dochter uitlegt::

‘De moedjahedien bestaan uit verschillende groepen mensen die allemaal anders denken en andere plannen hebben. Iedere groep heeft een eigen leider. Als de ene leider het niet eens wordt met de andere, kan het tot gevechten komen, maar dat hoeft niet.’

Wat me intrigeert is hoe die twee buurhuizen nou eigenlijk in elkaar steken. Hoe ze staan ten opzichte van elkaar, waar de ingang zit, de tuin ligt, de muur staat. Het is uiteraard geen Hollands rijtjeshuis, maar wat dan wel? En hoe zit het met de school, welke lessen worden er gegeven? Er is sprake van ondermeer Engels, dat later vervangen wordt door uitsluitend koranlessen. De school is gemengd, maar blijft dat zo als de moedjahedien het voor het zeggen krijgen? Worden de meisjes geweerd en blijven de jongens over, of wordt er helemaal geen les meer gegeven als het gebouw vol vluchtelingen zit? Zo zou ik best meer willen weten van exacte feiten om het verhaal duidelijker te krijgen. Interesse heeft de schrijfster dus wel weten te wekken.

Tahmina Akefi heeft prachtig materiaal in handen. Misschien heeft ze het te vroeg uit handen gegeven. Zo’n verhaal van binnenuit is uniek in z’n authenticiteit, maar de kunst is om het góed op te schrijven. In Nederland wemelt het intussen van de unieke verhalen over andere culturen en vreselijke gebeurtenissen, maar de meeste blijven beperkt tot eigen kring, immigratieambtenaren of nachtmerries. Om dat in een goede (kunst)vorm te gieten heb je talent nodig. Ik weet niet of Akefi dat heeft, maar als dat zo is, valt er nog heel wat te oefenen en te ontwikkelen.

Uitgever: De Geus
Pagina’s: 254
Prijs: 18.90
ISBN: 9789044518221
Jaar: 2011