In werkelijkheid heet ze Ellis de Smeth – Bandon. In de roman die haar kleindochter over haar schreef heet ze Emma Flamer, dus daar houden we het op.
Nederland was bezet en Emma raakte, via haar vriendje Willem bij het verzet betrokken door Het Parool rond te brengen, door adressen te zoeken voor joodse onderduikers, door die onderduikers over te halen onder te duiken (het zou zo’n vaart toch niet lopen…) en hen (misschien was het toch nodig…) naar die adressen te brengen.
Op een dag, het is dan april 1943, is ze bij Willem als er wordt aangebeld en er een Nederlander en een Duitser op de stoep staan die naar Willem vragen. Duidelijk foute boel. Willem vlucht het dak op en ook Emma gaat er vandoor. Zo begint voor hen beiden een lange tocht van schuiladres naar schuiladres, van land naar land om uiteindelijk, in januari 1944 hun doel – Engeland – te bereiken. Soms zijn ze samen, soms reist Willem alvast vooruit en blijft Emma wachten op haar kans in haar eentje verder te trekken. België, Frankrijk, Spanje, Portugal en met een KLM-vliegtuig naar Londen.
Een barre tocht. Ze haalt het, weten we dan allang. Ze is een Engelandvaarder die de koningin en beroemde Engelandvaarders (Erik Hazelhoff Roelfzema en consorten) tegen komt. Dit alles is gebaseerd op het waar gebeurde verhaal van Ellis de Smeth. Heerlijk om zo’n oma te hebben die bereid is tot in detail over haar avonturen te vertellen. Daar kan je als schrijfster wat mee!
En dan hebben we het verhaal dat speelt in de tegenwoordige tijd. Over Emma, die getrouwd is met ene Piet. De oude Emma is een eigenzinnige dame die geen zin heeft in het verleden te blijven hangen. Toch ontkomt ze er niet aan omdat het verleden haar regelmatig inhaalt. Via een vragende kleindochter, nieuwsrubrieken die haar uitnodigen iets te vertellen over haar Engelandvaarderschap of het boekSoldaat van Oranje van Hazelhoff Roelfzema waarover ze zich ergert door de mooie heldenrol die hij zichzelf toedichtte. Ook gaat ze samen met Piet naar de musical in de hangar.‘Zo was het niet. Zo is het niet gegaan. Die zinnen schieten continu door haar hoofd.’
Carlijn Vis heeft een literaire truc toegepast door de twee verhalen – Emma toen en Emma nu – als losse blokken door elkaar te zetten. Zo word je als lezer telkens geconfronteerd met de vraag: waar en in welke tijd zitten we nu weer? De blokken tekst houden abrupt op, waardoor Vis de vele losse eindjes in de gaten moet houden om uiteindelijk alle vragen die waren blijven liggen alsnog te beantwoorden. Dat is gelukt, maar het voelt ook wat geconstrueerd aan allemaal. De term: ‘het boek leest als een trein’ gaat bij Vrij Spel niet echt op. Het leest hoogstens als een boemelige stoptrein. Juist omdat de clou allang weggegeven is, ben je ook nauwelijks nieuwsgierig naar: en toen, en toen?
Je mag verwachten dat een schrijfster met zulk interessant materiaal een spannend, beeldend, eventueel geestig of poëtisch boek schrijft, maar de taal (veel korte zinnen) levert regelmatig blaadjes op de rails op, de wielen worden vierkant en de wissels zijn bevroren. Dan ga je struikelen over details als: panty’s en plastic zakjes die in oorlogstijd nog niet waren uitgevonden voor gewone mensen. Dan heet ene Henri een paar regels verder opeens Hein, krijg je beeldspraken als:‘de komst van de dvd-speler voelt als een groep hangjongeren die de rust verstoort in haar tv-flatgebouw.’
Of:‘Trots loopt Emma achter de mannen aan. Als ze een pauw was, zou ze nu al haar veren tentoonspreiden. Dan zou ze wel een mannetjespauw willen zijn, want vrouwtjes hebben geen kleurrijke veren om mee te pochen.’ De vierkante wielen van een zin, waarbij ‘pochen’ in plaats van ‘pronken’ nog het minste is.
Als Emma achter de naaimachine zit komt Willem binnen en “struikelt over de garens.” Over de lappen kun je je voorstellen, maar over de garens? En kan je het geknetter horen van vlammen die een kilometer verderop uit een brandend gebouw slaan? Emma komt onderweg uiteraard talloze mensen tegen. Als ze ertoe doen zou je ze graag beschreven willen zien op zo’n manier dat je ze als het ware voor je ziet. Dat je zelf wel uitmaakt of ze deugen of niet. In dit geval is Vis ons voor door te stellen dat iemand aardig is of niet. Zwart of wit en zonder ‘onderbouwing’.
Citaat:
‘Lotte en Emma gaan uit in Lissabon. De meisjes mogen meerijden met een groep kerels die ook in het bungalowpark verblijven. Lissabon is een halfuurtje met de wagen en het is er heel anders dan aan de kust. Het is er smerig. Ze dansen in een klein café, de mannen worden dronken en handtastelijk, maar de meisjes trekken zich er niks van aan en kletsen eindeloos, met z’n tweeën aan een tafeltje. Tot sluitingstijd. Een vent weet nog een leuke kroeg en de mannen knikken, lachen en fluiten op hun vingers. Als ze de bar binnenkomen, zit het vol met kerels (…)’
Het blijkt om een bordeel te gaan waarin de heren (jawel, nog een synoniem…) al gauw verdwenen zijn en Emma zich rond laat leiden door ‘de madam’. Leuk meid, leef je uit in deze scène, denk je dan. Maar nee, de verbeelding blijft steken in bloedeloze nuffigheid. De trein mag dan regelmatig hortend en stotend door het verhaal heen boemelen, hij rijdt tenminste! Om te eindigen met een verantwoording van de schrijfster over de gesprekken met haar oma en over wat wel en wat niet echt gebeurd is. Hierin komt de authentieke stem van Carlijn Vis het best naar boven. Een zucht van verlichting na het verliteratuurde maakwerk.
Uitgever: | Atlas Contact |
Pagina’s: | 256 |
Prijs: | 19.95 |
ISBN: | 9789025437855 |
Jaar: | 2012 |
Website auteur: | http://www.carlijnvis.com |