Echte prozadebuten zijn schaars. In veel gevallen debuteert iemand in een ander genre; een dichter schrijft bijvoorbeeld na drie bundeltjes ineens een lijvig boek, een auteur die altijd verhalen voor kinderen maakt, wil nu ook weleens de volwassenen van jetje geven, en een ontslagen journalist heeft eindelijk de tijd om de wereld te verbazen met zijn alomvattende inzichten.
Het verhalensnoerKamermensen van de jeugdige theatermaakster Annemarie de Gee (1987) is een debuut in de ware zin, met alle voordelen vandien: de lezer heeft geen houvast aan eerder werk – en dus ook niet aan zijn vooroordelen –, de schrijver is nog niet bestraffend toegesproken door de literaire schoolmeesters en durft voluit onderuit te gaan; althans, als het een debutant met lef is.
Lef is wel het laatste wat je De Gee kunt ontzeggen, godzijdank. De ‘kamermensen’ die hotelkamer 104 tijdelijk bewonen zijn in het algemeen geen alledaagse types en als ze dat wel zijn, maken ze weer geen alledaagse dingen mee. De Gee verloochent in de opzet van dit boek haar theaterachtergrond niet. De kamer is in feite een toneel waarop allerlei fantasieën worden verbeeld, en die verbeeldingen worden weer afgewisseld met een entr’acte, waarin de schoonmaakster haar ontnuchterende taak vervult.
Omdat de kamer dient om de fantasieën van de bewoners te helpen waarmaken, is hij ook wisselend van grootte of luxe. In een van de eerste hoofdstukjes waarin de schoonmaakster na een weekeinde aan de slag gaat, staat:‘Ratten schieten tussen haar benen de gang op, spinnenwebben vol insecten aan het plafond, de lucht in haar neus is zout en muf.’ Later is er echter sprake van een mooie kamer met wifi en 24-uurs service.
Zo wisselend als de kamer van voorkomen is, zo wisselend van vorm en stijl zijn de verhalen. Er kan van alles gebeuren in de fantasie van De Gee – in die zin is de verwijzing op de achterflap naar schrijvers als Murakami, Dahl en Poe zo gek nog niet – en ze gebruikt allerlei manieren van vertellen om die fantasieën vorm te geven. ‘Moment voor de slaap’ bestaat bijvoorbeeld uit één lange, interpunctieloze mompel-zin, andere verhaaltjes zijn opgezet als scenariootjes voor films of hoorspelen, weer andere lijken vanuit een ik-persoon gedacht of zijn juist objectief beschrijvend.
In vrijwel alle gevallen laat Annemarie de Gee inKamermensen zien ondanks de vlooiensprongen van haar geest de verhalen goed in de hand te hebben. Ze gaat dan ook nergens onderuit, maar zo’n bont geheel aan stijl- en verteloefeningen heeft als gevaar dat niet alles een lezer zal bekoren, en dat gevaar heeft De Gee niet weten te ontlopen. Wel kan vrijwel iedere lezer iets van zijn gading uit het boek pikken.
Mijn favoriet? ‘Het was hun huis’, waarin een inmiddels op leeftijd gekomen man en vrouw ieder weekeinde de kamer tot hun eigen verblijf omtoveren en zo ondanks hun huwelijken hun liefde voor elkaar beleven. Niet alleen een mooi verzinsel, maar ook – en daarin schuilt meesterschap – laat De Gee met slechts een enkele pennestreek zien hoe broos zo’n liefde is.
Citaten:
‘De mens ligt in bed, lekker warm onder de dekens. Ogen zijn dicht, borst gaat gelijkmatig op en neer. De mens is klein in zijn dromen en gloeit totdat hij ontwaakt. Wakker worden is niet leuk. Liever blijft hij liggen waar hij zich veilig voelt. Zijn oogleden trillen van het licht. De dekens die net nog voelden als een warm huisje laten nu kou door. Ochtendkou. De mens krabt zich en knijpt zijn ogen tot spleetjes. Een wit papier met zwarte letters valt en verdwijnt geruisloos onder het bed.’
(pag. 14, ‘Proloog’)
‘Niets houdt hem meer hier. Todat het weer begint althans. Hij had zo graag haar naam geroepen. Hij had haar zo graag voorzichtig naar haar fiets getrokken en mee naar bed genomen om elkaar daar opnieuw te vinden. Dan zou hij tegen haar fluisteren dat ze voor altijd bij hem zou moeten blijven. Maar zij stapt al meer dan vijftig jaar met gebogen schouders op haar fiets, terug naar haar man.’
(pag, 121, ‘Het was hun huis’)
Vriendin 2 De negativist.
Vriendin 3 Ik sta even onder de douche!
Vriendin 1 Ze blijft maar praten en maar zeuren.
Vriendin 2 De materialist.
Vriendin 3 Dames, mag ik misschien de shampoo?
Vriendin 1 Haar Herman, die is wat corpulent. Of misschien wel impotent.
Vriendin 2 Een onbertrouwbare voyeur. Herman is vast een provocateur.
Vriendin 1 Depressief en moddervet!
Vriendin 2 Heb je op haar kuiten gelet!
Vriendin 3 Wat een douche, wat heerlijk hier.’
(pag. 140/141. ‘Vriendinnen’)
‘Het meisje sluit het raam, de kamer heeft genoeg frisse lucht gehad voor vandaag. Het schoonmaakwerk zit erop. Ze is alleen thuis vanavond, dat idee maakt haar moe. Ze mist haar familie op zulke avonden. Eerst werkte ze enkel voor haar zieke zusje. Je kunt daar meer verdienen dan hier, werd in haar dorp gefluisterd. Het meisje bekeek de lelijke huizen en haar stugge dorpsgenoten, en besloot te vertrekken. Ze pakte een en appel en een bloemesprei in en ging op weg.
Ze weet nog goed dat haar bazin voor de eerste keer haar oude handen op haar schouders legde, haar in de ogen keek en zei: “Je hebt het begrepen, liefje. Dit hotel houdt van je.”’
(pag. 171)
Uitgever: | Atlas Contact |
Pagina’s: | 174 |
Prijs: | 18.95 |
ISBN: | 978 90 204 1215 4 |
Jaar: | 2012 |
Zie ook de boekentrailer: www.youtube.com/watch?v=SBzNMjSRqF4 |
|
Website auteur: | http://annemariedegee.nl/ |