Herinnert iemand zich Nicolae Ceaucescu nog? Dat was die Roemeense dictator van een zelfs in het goeie ouwe Oostblok zelden geziene houwdegenachtigheid. Maar ook iemand die niet altijd de Moskouse lijn volgde en daarom in het Westen wat getapter was dan de Honeckers en Jaruszelski’s. Toen de Britse koningin Elisabeth hem in 1979 in de adelstand verhief kon ze natuurlijk ook niet weten dat de man zich tot een babymoordend beest zou ontwikkelen, maar de Britse regering wist niet half hoe snel ze die titel weer moest intrekken. Maar ja, dat kan eigenlijk niet met titels.
En precies om die reden is de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan Barack Obama een uiterst ongelukkige beslissing. Dat heeft niet zoveel te maken met wat je nu over Obama zelf denkt, maar vooral met wat je nog niet kúnt weten. De man is nog geen jaar aan het werk en dat jaar is zeker niet uitsluitend met successen overladen geweest.
De vredesprijs is anders dan andere Nobelprijzen: omdat ze Noors is, maar vooral omdat ze de actualiteit volgt en niet een paar decennia achteraf wordt toegekend. Maar dat betekent ook dat je erg moet uitkijken voor de waan van de dag – en de afgelopen jaren lijkt het comité de weg een beetje kwijt te zijn. De verkiezing van Jimmy Carter (2002) en Al Gore (2007) was niet onomstreden, die van Martti Ahtisaari (2008) misschien terecht maar ook wat weinig creatief en die voor Wangari Muta Maathai en Shirin Ebadi van vooral lokaal belang. Maar van al deze mensen kon je tenminste zeggen dat ze werden beloond voor concrete prestaties, van het oplossen van het Kosovo-conflict tot het vestigen van aandacht op milieuproblematiek (wat je daar verder ook van denkt).
Ervaring
Daarnaast voldoen Nobelprijswinnaars doorgaans aan een tweede voorwaarde: het zijn mensen met een doorwrocht cv en gedegen ervaring op het niveau waarin ze actief zijn. Dat betekent natuurlijk niet altijd dat het principiële vredesstichters zijn. Anwar Al-Sadat en Yitzak Rabin kon je nu niet echt van overdreven knuffelbaarheid betichten, maar ze hadden beide ontegenzeggelijk iets in gang gezet dat een belangrijke impuls in een vredesproces had kunnen zijn. En hoezeer je Obama ook toejuicht, niemand kan ontkennen dat er nog niets concreets uit zijn ‘extraordinary efforts to strengthen international diplomacy and cooperation between peoples’ (citaat Nobelprijscomité) is voortgekomen. Eén goed voorbereide speech in Caïro is nog geen globale mentaliteitsverandering.
Bovendien kunnen we nog nauwelijks bevroeden hoe de overgebleven drie jaar en drie maanden van zijn presidentschap zullen uitpakken. De regering van George Bush werd bepaald door de gebeurtenissen van 11 september 2001. De regering-Obama heeft zo’n moment nog niet meegemaakt en het Nobelcomité moet niet de illusie koesteren dat wanneer dat gebeurt ze zich iets van het mondiale vredesstreven zullen aantrekken.
Waarom dan in hemelsnaam? Voor een moment met de Grote Man? Een mediamomentje? Schouderklopjes? Het Nobelprijscomité is blijkbaar toch ten onder gegaan aan de hype van het moment, maar ze heeft zich hiermee het risico op de hals gehaald dat het prestige van de prijs blijvend zware schade wordt toegebracht.