Als je de kranten leest krijg je de indruk dat Nederland bestaat uit een groep mensen die er geen moslimvluchteling meer bij willen hebben en de mensen die de grenzen wagenwijd open willen zetten. De eerste groep roert zich op Facebook en de meest afschuwelijke termen en de tweede groep probeert daar niet voor onder te doen. De aanval van twintig mannen met bivakmutsen op het AZC in Woerden van vrijdag 9 oktober wordt soms gezien als het begin van een oorlog. ‘Incident of begin trend’ kopte NRC Handelsblad van 12 oktober. De Volkskrant zette iets soortgelijks op de voorpagina. Door het anarchistische Krapuul.nl werd Wilders verantwoordelijk gehouden, maar Wilders zelf veroordeelde de aanval in scherpe bewoordingen. Hij twitterde: “Daders keihard aanpakken. Verzet je, maar nooit met geweld!”
Dat is goed nieuws. Twintig jaar geleden woedde een zelfde soort debat over de komst van vluchtelingen, maar toen beperkte Hans Janmaat zich tot een oorverdovend stilzwijgen als buitenlanders werden aangevallen, terwijl omgekeerd dat antifascisten met stokken en ijzeren staven op vreedzame demonstranten inhakten omdat die demonstranten in hun ogen racisten waren. Vijfentwintig jaar geleden werden huizen van buitenlandse gastarbeiders in brand gestoken door extreem-rechts en werden bijeenkomsten van de Centrumpartij met geweld verhinderd door extreem-links. Daarbij werden een aantal mensen zwaar gewond. Een van de antifascisten zei over de aanval in Kedichem: ‘Toen ik uit de auto was gestapt, heb ik de helm, die ik bij me had, onder meer uit veiligheidsoverwegingen opgezet. De ijzeren staaf heb ik meegenomen. Vervolgens ben ik in de richting van het hotel gelopen met de ijzeren staaf in mijn hand. Toen ik het hotel in zicht kreeg, zag ik asbakken en stenen door de lucht vliegen, die naar binnen werden gegooid. Toen ik op ongeveer twee meter afstand van het hotel was, zag ik een jongen die in iedere hand een soort pijp hield, en die door een kapotte ruit naar binnen gooide.’ Het bleek een brandbom te zijn.
De burgeroorlog tussen extreem links en extreem rechts behoort gelukkig tot het verleden. Thans beperkt men zich over en weer tot onfrisse scheldpartijen op internet. Zelfs een Pegida demonstratie in Utrecht verliep vergeleken met 25 jaar geleden zeer vreedzaam.
Politiek geweld vind je tegenwoordig vooral bij de Medina islamisten. Hun gewelddadigheid is helaas veel groter dan dat van de politieke extremisten van vijfentwintig jaar geleden. Het is een religieus geïnspireerd geweld dat inmiddels ook in Europa vele duizenden onschuldige slachtoffers heeft geëist.
Dat mensen zich daarover zorgen maken lijkt mij normaal. Die zorgen af te doen als islamofobie is erger dan misdadig: het is dom! Toch gebeurt dat nog op grote schaal, vooral op universiteiten. Mijn oud collega Jan Rath zette onlangs een poster op Facebook waarin een bijeenkomst werd aangekondigd op de Universiteit van Berkeley onder de titel: ‘Islamofobie: (neo)racisme en systemen van onderdrukking’. Vorig jaar werd aan de Brandeis Universiteit in de VS een succesvolle campagne gevoerd tegen het verlenen van een eredoctoraat aan Ayaan Hirsi Ali. Die campagne werd geleid door radicale feministen en islamisten. Wie de islam aanvalt is zijn (academische) leven niet zeker! Dat geldt helaas ook in Nederland.
Het grootste probleem bij de opvang van Syrische vluchtelingen is niet de angst voor Islamisten, maar de grootschalige manier waarop het COA de vluchtelingen meent op te moeten vangen. De initiatieven van burgers om dat anders te doen verdienen alle steun.