De dood van de vijftigplusser

22-02-2013 13:00

Het einde van zijn leven was gekomen en hij wist met zekerheid het tijdstip van zijn dood te voorspellen. Die nacht zou hij overlijden in zijn slaap. Deze zekerheid gaf hem de rust om afscheid te nemen van zijn geliefden. Zijn laatste dag bracht hij door bij zijn kinderen en kleinkinderen, die zelf niet wisten dat hij er de volgende ochtend niet meer zou zijn.

’s Avonds bracht hij de laatste zaakjes op orde. Hij zorgde dat zijn huis netjes was opgeruimd. De papieren die zijn kinderen nodig zouden hebben om na zijn dood zijn laatste wensen in vervulling te laten gaan, legde hij op de keukentafel. De rest van de avond zat hij in zijn grote leren fauteuil en dacht na over zijn leven.

Het was goed geweest. Hij keek tevreden terug. Al jong was hij gaan werken en door een discipline die normaal is voorbehouden aan asceten had hij zichzelf weten op te werken tot een acceptabele positie in de maatschappij. Hij was getrouwd met een vrouw die hij per brief ten huwelijk vroeg. Hij legde keurig aan haar uit wat ze van hem kon verwachten en had haar daarin nooit teleurgesteld. Zijn liefde voor haar was nooit verminderd.

Van mensen had hij nooit veel begrepen. Dat weerhield hem er echter niet van zich te vermaken met hun aanwezigheid. Hij kwam graag op feesten en partijen. Daar kon hij met enthousiasme vertellen over zijn enige echte passie: zijn zelfstudie naar de verschillende manieren waarop het menselijk lichaam kon aftakelen. Van duizenden ziektes kende hij inmiddels het verloop. Het fascineerde hem hoe een virusziekte als ebola binnen twee dagen het lichaam zo poreus maakt dat stromen bloed een weg door de huid naar buiten vinden.

Het krijgen van kinderen was ook de moeite waard gebleken. Zijn twee zonen waren uitstekend terecht gekomen. De een was arts, de ander verdiende zijn brood door mensen te adviseren over hun vermogen. Zijn grootste geluk in deze laatste jaren waren zijn kleinkinderen. Hij had geprobeerd een echte opa voor hen te zijn, die door de vingers zag wat van de ouders niet zou mogen.

Kortom, hij was gelukkig. Hij had vakkundig tegenslagen ontweken en zich weten te omringen met mensen die van hem hielden. Spannend was het niet geweest. Er waren weinig hoogtepunten. Hij had het altijd gedaan zoals het hoorde. Vrouw, baan, kinderen, huis. Nooit had hij risico’s genomen die hem voor onaangename verrassingen zouden doen staan. Hij besefte dat het niet lang zou duren voor hij vergeten zou zijn. Niets zou de wereld aan hem doen herinneren.

Niet alleen zou de wereld hem vergeten, hij was zelf vergeten wat zijn leven nou eigenlijk speciaal maakte. Hij werd moe en schreef zijn laatste gedachte op papier. Hij deed zijn ogen dicht en sliep rustig in.

Toen zijn kinderen hem ’s ochtends vonden, lag er een briefje op zijn nachtkastje. In keurige letters sprak het:

“Mijn leven was een feest
Ik heb ervan genoten
Maar wat het mooiste is geweest
Is mij eventjes ontschoten”