Rauwe, rudimentaire blues, gemaakt door mannen wiens ouders in slavernij waren opgegroeid en zelf vaak niet meer dan een hopeloos armoedig leven als sharecroppers, landarbeiders en tweederangsburger voor zich hadden liggen. Puur, drie akkoorden, een bottleneck en een levensverhaal vol ellende, vernedering en duivelse verlokkingen, eerder vertelde ik al eens hoe de vooroorlogse blues mijn eerste muzikale helden leverde.
Son House, Leadbelly, Robert Johnson en andere lieden die ergens op een kruispunt langs Route66 hun ziel hadden ingewisseld voor een dobro, mondharmonica of twaalf snaar, een immens talent om die te bespelen en een leven lang leven langs de weg, onder weg van aftands illegaal cafe naar bouwvallige illegale kroeg waren de mannen waar ik met grote interesse naar luisterde. Er was iets gaande in die muziek. Hoe simpel, ruw en ongepolijst deze blues ook mocht klinken, er zat iets diepers in de zwarte muziek op de banden van mijn vader. Bezeten.
Iets wat The Pignose Willy’s ook moet hebben gevoeld, toen het Haarlemse duo voor het eerst in contact kwam met dè blues. Het is namelijk dat gevoel én geluid dat het tweetal probeert te benaderen op Who Do You Love, een aansprekend grof en ongepolijst bluespunk debuut. De tweemansband combineert de stampende basale blues met een punk spirit die bij momenten doet denken aan The Red Devils, vooral ook door de rauwe wijze waarop de mondharmonica wordt gehanteerd, of de rauwe blues platen die R.L. Burnside aan het eind van zijn carriere opnam met Jon Spencer en zijn Blues Explosion.
Maar ook herinnert het geluid aan Bob Log III en Doo Rag, beide acts die een gelijke directe lofi spirit in hun rammelblues hebben verwerkt. Een heerlijke ongecompliceerde plaat die geen moment verveeld is het resultaat. Gewoon puur en dichtbij de rammelende bron van de blues en haar armoedige eerste helden.