Ik zou u graag iets vertellen over de geschiedenis van de Strade Bianche. Dat deze ontstaan is honderd jaar geleden, toen een automonteur uit Toscane met een aantal vrienden uit verschillende Italiaanse dorpen de uitdaging van de grindpaden in wedstrijdvorm goot. Dat de eerste winnaars snorren hadden, die licht naar boven krulden. Dat de oom van de winnaar van vandaag in de jaren ’70 met een fietsband om zijn schouder de koers had gewonnen.
Maar dat kan ik niet doen, want de Strade Bianche is pas zeven edities oud. Het kostte de wielerwereld een eeuw om te ontdekken dat er een alternatieve Parijs-Roubaix over de witte straten van Toscane gereden kon worden. De voorganger van de koers heette de Monte Paschi Eroica,met het woord heroïsch reeds in de naam. Sinds 1997 fietsten amateurs deze koers grotendeels over onverharde wegen, op fietsen die minimaal 30 jaar oud moesten zijn.
Sinds 2007 rijden de profs over de Strade Bianche. In die zeven edities heeft de wedstrijd al de illusie van traditie gekregen. Over twintig jaar is dit de rit waar we allemaal naar uitzien. Het dalen, klimmen, draaien en keren maakt het parcours slopend. Het is de Amstel, Luik-Bastenaken-Luik en Parijs-Roubaix in één. Het is de koers van de witte man. Door wit stof gekleurd komen de renners ieder jaar gebroken over de finish.
Behalve dit jaar. De omstandigheden waren perfect, wat voor een wielerfan altijd een beetje balen is. We hadden liever regen gezien op de wedstrijddag, waar de met slijk bekladde renners zich doorheen hadden moeten worstelen. Of juist geen regen in de week vóór de wedstrijd, zodat de stofwolken iedereen het zicht zouden ontnemen behalve de koploper. Stofwolken en grindpaden die Tom Jelte Slagter in de Giro van 2011 een hersenschudding en gebroken oogkas bezorgden.
Maar helaas waren de omstandigheden perfect, waardoor de wedstrijd pas laat ontplofte. Cancellara kreeg geen steun in zijn jacht naar de derde overwinning, die hem een witte strook met zijn eigen naam zou hebben opgeleverd. Tom Jelte Slagter probeerde in de slotfase zijn nare herinnering aan de witte straten weg te vagen door een vergeefse ontsnappingspoging, met zijn tong uit de mond en zonnebril op, jagend op koploper Moreno Moser.
Vergeefs, want Moser won. Er waren aan het einde van de streep net te weinig kilometers om de echter kanonnen te laten zegevieren. Moser slingerde in de laatste meters over een monsterlijke heuvel, langs middeleeuwse rode torens met kantelen en platte daken. En met zijn overwinning schreef hij een beetje geschiedenis. Hij boekte de mooiste zege uit zijn carrière, wat ook niet zo moeilijk was met slechts een paar gewonnen etappes in de Ronde van Polen en de Baby Giro. Zijn oom Fransesco won in de jaren’70 drie maal de grote broer van de Strade, Parijs-Roubaix. Misschien had hij zijn neef wat tips gegeven over het rijden op moeilijke wegen. Hij had er goed naar geluisterd. Want ondanks de aanwezigheid van een Slowaakse kannibaal en een Zwitsers kanon, won aan het eind gewoon weer een Italiaan.
Mark Thiessen wilde vroeger Marco Pantani worden, maar doet in plaats daarvan dingen voor de VVD.