Een lijst samenstellen van de beste films aller tijden, hoe subjectief ook, kan niet zonder één of meerdere werken van Martin Scorsese op te nemen. De man heeft, naast filmmaker en filmliefhebber, de titel +1-verzamelaar op de sokkel van zijn tot in detail in gedachten van menig filmfan geboetseerde standbeeld staan. Of ja, detail. Het is een klein, grijs poppetje met dikke zwarte wenkbrauwen. Het feit dat de Academy bijna veertig jaar van Marty’s carrière nodig had om dat te erkennen, doet daar niets aan af. Die maken tenslotte wel vaker fouten. Tenzij je wilt beweren dat Citizen Kane, A Streetcar Named Desire, The Shawshank Redemption en There Will Be Blood niet de beste films van hun respectievelijke jaar waren. Om er maar een paar te noemen, en over de drie meesterwerken van Scorsese dus nog maar te zwijgen: Taxi Driver. Raging Bull. Goodfellas. De Academy, in haar oneindige wijsheid, koos uiteindelijk voor The Departed. Too little, too late. Daarom presenteert DeJaap sinds maandag en tot en met morgen iedere dag een nieuw hoofdstuk in een Scorsese-feuilleton.
Het hart van de tweede periode in Marty’s werk is zonder twijfel Goodfellas in 1990. De periode van tien jaar na Raging Bull in 1980 bracht, zoals in het vorige deel voorbij kwam, niet de rijkdom van de jaren ’70 en de volledige eerste vijftien jaar van Scorsese’s carrière. Het derde script waar hij zelf aan meewerkte (na doorbraken Mean Streets en Taxi Driver) en met Nicholas Pileggi baseerde op het boek Wiseguy van laatstgenoemde, deed dat echter wel. Het resulteerde in wat nog altijd de standaard op het gebied van films rond de georganiseerde misdaad is, misschien nog wel meer dan The Godfather. De haast tastbare opkomst van een generatie georganiseerde gangsters steekt waar het regie, detail en een beangstigend realistisch kijkje achter de schermen betreft het drieluik rond de Corleones naar de kroon – vooral omdat het perspectief vanuit de lagere rangen gebracht wordt, met minder nadruk op de politiek bovenin, waar doorgaans de romantisering overheerst.
Goodfellas is gebaseerd op het echte verhaal van professioneel crimineel Henry Hill (Ray Liotta), die van jongs af aan niets anders wilde dan deel uit te maken van het leven van de gangsters in zijn buurt, die hij – net als Scorsese in zijn eigen jeugd – van achter de ramen van zijn ouderlijk huis gade sloeg. Het leven van luxe, zelfbeschikking en eindeloze mogelijkheden, waarbij de regels van de gewone man niet gelden. Een leven kortom, wat Hill tot het einde wil najagen.
Three decades of life in the maffia
De kroniek van dertig jaar in dienst van de New Yorkse maffia wordt geschetst alsof de filmmakers destijds zelf ter plaatse waren – alles gebeurt met een rauw realisme, bijna liefdevol oog voor detail en een natuurlijke overtuigingskracht van de spelers, die duidelijk goed ingeleid zijn in het dagelijkse handelen van de non-fictieve karakters die ze vertolken. De vertelling wordt daarnaast bijgestaan door één van de meest effectief ingezette voice-overs in de filmgeschiedenis – de stem van de subliem gecaste Liotta, en verderop in het verhaal ook Lorraine Bracco als zijn vrouw Karen.
Stemmen die nergens opdringen, waar nodig verklaren en bovenal kleur en duiding geven aan de keuzes en handelingen van het tweetal, dat ooit hun wonderbaarlijke verhaal deed waar journalist Pileggi zijn boek Wiseguy op baseerde. Stemmen bovendien, die je in hun perspectief plaatsen. Je snapt waarom Hill respect heeft voor lokale maffiabaas Paul Cicero (een statige Paul Sorvino), opkijkt tegen rising star Jimmy Conway (De Niro in één van zijn laatste écht goede rollen), en wil strijden voor een leven dat dichter bij de American Dream staat dan de in zijn ogen betreurenswaardige beslommeringen van Jan Modaal.
De beginfase van het gangsterepos is dan ook niet gespeend van romantiek van een voorbije periode, waarbij een aanzienlijk deel van de misdaden haast gedoogd lijkt. Het kapen van vrachtwagens, straatverkoop van sigaretten, inbraken zonder slachtoffers – er hangt een gemoedelijke sfeer in de opkomst van de proletarische protagonisten. Later vervallen de geboren criminelen echter in grotere zonden – drugshandel, verraad, moord – en leiden tot het onvermijdelijke einde, waarbij het federale Witness Protection Program als enige uitweg aan de deur staat.
Schnook
Aan dat einde voelt Liotta’s Henry Hill zich niet schuldig over zijn misdaden – zoals Keitel’s Charlie wel verlossing zoekt in Mean Streets – of schuldig over het verraad aan het adres van zijn jarenlange bondgenoten – zoals La Motta wanneer hij door eigen handelen vervreemdt van zijn jongere broer. De misstappen die hij van jongs af aan genomen heeft op het pad dat hij zo bewust koos, deren hem niet. Het is het leven dat hij achtergelaten heeft. De stijl waar hij nu zonder moet. Hij heeft geen spijt – hij heeft heimwee. En ‘that’s the hardest part. Today everything is different; there’s no action – have to wait around like everyone else. Can’t even get decent food – right after I got here, I ordered some spaghetti with marinara sauce, and I got egg noodles and ketchup. I’m an average nobody. Get to live the rest of my life like a schnook.’
Na Goodfellas is het in midden van de jaren ’90 vervolgens tijd voor de vooralsnog laatste partnerships met De Niro. In 1993 serveert het duo de ongekend ijzingwekkende psychopaat Max Cady in de stijlvolle remake van J. Lee Thompson’s Cape Fear (1962) en in 1995 leveren ze met Casino de laatste noemenswaardige Amerikaanse maffiafilm to date. Het biedt Joe Pesci de gelegenheid andermaal zijn beheersing van de essentiële bijrol te etaleren – hij speelde eerder bijzonder gedenkwaardig La Motta’s broer Joey in Raging Bull en won een Oscar voor Goodfellas. Na Casino scheiden echter de wegen van de regisseur en de twee goed bevriende acteurs en generatiegenoten – die opvallend genoeg sindsdien weinig memorabels op het scherm gebracht hebben.
Scorsese gooit het ondertussen artistiek gezien over een andere boeg. In 1997 maakt hij het bijzonder kunstige maar plottechnisch weinig verheffende Kundun, een biopic van de veertiende Dalai Lama van Tibet. De fabel rond de onsterfelijke godsdienstige leider is echter niet de voornaamste focus, en de term biopic is ook niet volledig geschikt. De visie van de film is breder dan het leven van Tenzin Gyatso alleen, en bestrijkt op thematisch vlak het lot van de gehele staat en haar ondergeschikte rol binnen de landsgrenzen van China – de reden dat Scorsese en enkele andere filmmakers van dit project niet langer welkom zijn in de Volksrepubliek.
Cinema als schilderkunst
Waar dialoog en plot naar de achtergrond verdwijnen, maken beeld en geluid dat meer dan goed. Geen wonder – na bijzonder succesvolle samenwerkingen met Michael Chapman kiest Scorsese ditmaal voor achtvoudig Oscargenomineerd cinematograaf Roger Deakins (The Shawshank Redemption en veel Coen brothers-films), en drievoudig Oscargenomineerd componist Philip Glass. De kleuren spatten dankzij de visie van Deakins van het scherm en de locaties komen door de muzikale choreografie van Glass attractief tot leven. Dat kunstzinnige wordt steeds sterker blootgelegd. De muziek wordt luid en intens, het beeld schilderachtig en artistiek. Beelden die spreken waar de ingetogen Boeddhisten zwijgen, en een muziek die zonder tekst bezingt. Een symfonie die je gedachten vervoert, en visueel spektakel waar popcorn niets te zoeken heeft. Hoezo veelzijdig?
Wat blijft er aan het einde van deze middenperiode (1982-1997) vooral staan? Persoonlijke successen, geleid door het controversiële The Last Temptation of Christ. Verdere uitstapjes naar andere genres, andere stijlen – most notably met After Hours en Kundun. Maar ook veiligere keuzes, zoals de remake Cape Fear en het betreden van gebaande paden met Casino. Dat zowel de verbreding als de vertrouwdere keuzes cinema oplevert die veel werk van tijdgenoten achter zich laat, is een reflectie op het buitengewone talent van de regisseur. Boven alles staat echter één film die simpelweg een maat groter is dan al het andere, en mogelijk het totale oeuvre van een compleet decennium: Goodfellas. Meesterwerk drie. “As far back as I can remember, I’ve always wanted to be a gangster. To me, being a gangster was better than being president of the United States.”
Rob Nijman vindt het werk van Martin Scorsese ‘beswel goed’, en liet de films van zijn favoriete regisseur uit zijn top vijf van Beste Films die nooit een Oscar wonnen – om het voor de rest ook leuk te houden.