Een lijst samenstellen van de beste films aller tijden, hoe subjectief ook, kan niet zonder één of meerdere werken van Martin Scorsese op te nemen. De man heeft, naast filmmaker en filmliefhebber, de titel +1-verzamelaar op de sokkel van zijn tot in detail in gedachten van menig filmfan geboetseerde standbeeld staan. Of ja, detail. Het is een klein, grijs poppetje met dikke zwarte wenkbrauwen. Het feit dat de Academy bijna veertig jaar van Marty’s carrière nodig had om dat te erkennen, doet daar niets aan af. Die maken tenslotte wel vaker fouten. Tenzij je wilt beweren dat Citizen Kane, A Streetcar Named Desire, The Shawshank Redemption en There Will Be Blood niet de beste films van hun respectievelijke jaar waren. Om er maar een paar te noemen, en over de drie meesterwerken van Scorsese dus nog maar te zwijgen: Taxi Driver. Raging Bull. Goodfellas. De Academy, in haar oneindige wijsheid, koos uiteindelijk voor The Departed. Too little, too late. Daarom presenteerde DeJaap sinds maandag iedere dag een nieuw hoofdstuk in een Scorsese-feuilleton. Vandaag het slot.
Aan het begin van de afgelopen vijftien jaar lijkt Scorsese enigszins in een gat te zijn gevallen. Een gat dat De Niro als achtvoudig protagonist en hoofdrol in zijn belangrijkste films achterlaat. Daar ondervindt echter vooral de acteur de nadelen van. Wag the Dog en Ronin zijn nog acceptabel, maar daarna lijkt hij het spoor wat bijster – Analyze This & That, Meet the Parents/Fockers/Fuckers, Rocky & Bullwinkle (!)… Scorsese ondertussen, kiest na Kundun met Bringing Out the Dead (1999) voor wat het best omschreven kan worden als een kleine ode aan Taxi Driver, waarbij Nicolas Cage in de schaduw van De Niro de verloren ziel in de straten van New York mag vertolken. Een kleine ode, wat dus een klein maar ondergewaardeerd meesterwerk oplevert – naast een sterke hoofdrol ook dankzij ondersteunend werk van John Goodman, Tom Sizemore en Ving Rhames, en zenuwslopend camerawerk rond een ambulance die vaker wel dan niet met spoed door Manhattan raast.
Exit De Niro, enter Di Leo
Nicolas Cage lijkt echter na die rol en zijn eerdere, Oscarwinnende vertolking in Leaving Las Vegas wel klaar met het spelen van self-destructive psycho’s en stort zijn ziel en zaligheid in slechte films met slechtere kapsels en nog slechtere scripts – tot Werner Herzog’s Bad Lieutenant in 2009, uiteraard. Op zoek naar een nieuwe muze komt Scorsese dan uiteindelijk bij Leonardo DiCaprio uit, met wie hij in 2002 het meer dan epische Gangs of New York maakt – de eerste van vooralsnog vier samenwerkingen.
Gangs neemt een kleine drie uur om de tijden van de beruchte straatbendes in het New York van de 19de eeuw te portretteren, en doet dat onomwonden – geen overbodige romantiek, en geen onschuldig schilderachtig plaatje van een vredig Amerika in de allesbehalve onschuldige decennia voor de Civil War. De nieuwe wereld wordt niet gekenmerkt door een beschaafd bestaan en een foutloze democratie; America was born in the streets. DiCaprio zet een sterke rol weg als de jonge Amsterdam Vallon, maar de show wordt volledig gestolen door Daniel Day-Lewis als Bill The Butcher, in zijn eerste filmrol in vijf jaar, en zijn tweede Scorsese film in tien (Age of Innocence, 1993, was de vorige). Day-Lewis profileert zich opnieuw als de beste van zijn generatie, en draagt een epos dat een nieuwe periode in het werk van Scorsese inluidt.
Heaven holds the faithful departed
Twee jaar later volgt The Aviator, een intrigerende biopic rond de excentrieke Howard Hughes, waarmee DiCaprio zijn tweede Oscarnominatie binnenhaalt. Naar goed voorbeeld (De Niro. Who else?) slaagt de dan dertigjarige acteur erin het personage van een historisch figuur eigen te maken – helaas voor Leo deed Jamie Foxx dat jaar hetzelfde in Ray, en ging die er met het goud vandoor. Twee jaar daarna verschijnt The Departed, de misdaadfilm die Scorsese eindelijk zijn beeldje oplevert. De Beste Film van 2006, waarvan de regisseur zelf zei dat het de eerste was die daadwerkelijk een plot bevat (he lol’d), is een feilloze symmetrie van beide zijden van de wet, kruislings weerspiegeld in een verstikkende grijze wolk waarin goed en kwaad toch niet zo heel zwart-wit zijn.
Tot de hooggespannen climax lopen de twee kampen zenuwslopend door elkaar heen en tussen elkaar door, en is die uiteindelijke en onvermijdelijke culminatie van intrige, wantrouwen en verraad de enige afsluiting die het verhaal had kunnen krijgen. Een verhaal, dat naast ethiek, schuld en boete ook op zowel voor- als achtergrond weer voldoende ruimte biedt aan de invloed van de (ditmaal Iers) katholieke kerk. Voormalig misdienaar Scorsese kan het niet loslaten.
DiCaprio, maar ook andere A-listers als Matt Damon, Martin Sheen en zelfs Mark Wahlberg presteren op de top van hun kunnen en leveren de beste ensemble performance in jaren. Een gegeven dat Scorsese niet vreemd is – acteurs hebben nou eenmaal de gewoonte onder zijn regie hun beste werk te leveren. Niet voor niets leverde zijn films voor niet minder dan zeventien acteurs en actrices een Oscarnominatie op. Als drievoudig winnaar Jack Nicholson (One Flew Over the Cuckoo’s Nest, Terms of Endearment, As Good as It gets) daar dan met opzichtig veel plezier zijn stempel ook nog op mag drukken, is de vreugde van de toneelliefhebber compleet. Het is overigens vreemd dat de twee grootmachten niet eerder samenwerkten – de chemie is onmiskenbaar.
Psychologische thriller en artistiek kunstwerk Shutter Island tenslotte, sluit in 2009 voorlopig het vierluik van Scorsese en DiCaprio, waarmee ze vooralsnog effectief tekenen voor meest geslaagde acteur/regisseur-duo van de lopende eeuw. Het is de Scorsese die we kennen van Kundun, die een intelligent en intrigerend verhaal vertelt, maar de vorm voorrang geeft. Ditmaal met het camerawerk van Robert Richardson, wiens visie eerder de vergane wereld van Howard Hughes in beeld bracht – en daar een Oscar voor won.
Music, maestro
In de eerste tien jaar van deze eeuw heeft de regisseur echter meer gedaan dan van DiCaprio dan een mini-De Niro te maken. De liefde voor het werk van zijn collega’s, in 1995 al bezongen in de vier uur durende documentaire A Personal Journey With Martin Scorsese Through American Movies, krijgt in 2007 een tweede uitlaatklep met de oprichting van zijn World Cinema Foundation. Een fonds gericht op de restauratie en behoud van historische films en internationale filmkunst. Een fonds ook, waarbij The Red Shoes als project niet misstaan zou hebben, als het UCLA Film & Television Archive de digitale restauratie al niet op zich had genomen – met subsidie deels verworven door Scorsese. Daarnaast breidt hij zijn ‘discografie’ uit, met een willekeur aan muziek gerelateerde films en documentaires.
In 2003 produceert hij een zevendelige bluesdocumentaire, en regisseert deel één Feel Like Going Home zelf. Met archiefmateriaal van onder meer Eric Clapton, B.B. King en Muddy Waters vertelt de serie over de blues, in Amerika en ver daar buiten. Een aantal andere regisseurs zijn Clint Eastwood, Wim Wenders en Mike Figgis. In de jaren erna zijn muzikale legendes Bob Dylan (No Direction Home, 2005) en The Rolling Stones (Shine a Light, 2008) aan de beurt, en krijgt Scorsese zijn kans op artistieke wijze verdere dank te betuigen aan muzikanten die zo’n grote rol spelen in zijn poprock soundtracks, meestal op maat gesneden om met het beeld overeen te komen. Vooral laatstgenoemde zijn een veelgehoord onderdeel in diverse van zijn films; Stones-nummer Gimme Shelter alleen al is te horen in Goodfellas, Casino en The Departed.
Volgend jaar volgt George Harrison, met een project dat vooralsnog de titel Living in the Material World draagt. Maar, en stukken interessanter, er staat nog een biopic op de rol: Sinatra. Eerst eveneens gepland voor 2011, inmiddels opgeschoven naar 2013, maar het gaat er uiteindelijk komen. Ironisch genoeg was het Frank Sinatra zelf die Scorsese verbood zijn My Way over de end credits van Goodfellas te laten spelen, om maar niet met maffia en wat dies meer zij geassocieerd te worden. De regisseur opteerde daarom destijds voor de versie van Sid Vicious, maar zal in de aanstaande verfilming van het leven van Ol’ Blue Eyes wat meer artistieke vrijheid krijgen – en ongetwijfeld ruimte hebben voor de rol die de maffia in dat leven wel degelijk had.
Intermezzo: Oscar gold!
Als Kathryn Bigelow in 2010 als eerste vrouw in de geschiedenis een Oscar voor Beste Regie wint, krijgt ze het beeldje uit handen van Barbra Streisand (?). Een jaar eerder mocht Danny Boyle het gouden beeldje voor achtvoudig winnaar Slumdog Millionaire aannemen, van buurmeisje Reese Witherspoon. Als Martin Scorsese eindelijk beloond wordt voor zowel Beste Regie als Beste Film, na veertig jaar lang schrijnend genegeerd te zijn, staan George Lucas, Francis Ford Coppola en Steven Spielberg op het bordes. Just sayin’.
Then again, Alfred Hitchcock, Stanley Kubrick en Robert Altman hebben er nooit één gekregen. Geen misselijk gezelschap. Wat Scorsese als eerste zou beamen. Ironisch genoeg is het decennium waarin hij dan eindelijk wel met goud bekroond is het eerste decennium waarin hij niet de beste film gemaakt heeft. Al scoren zowel The Departed als Shutter Island uiteraard bijzonder hoog als je het de subjectieven onder ons zou vragen – en bij veel anderen ook. Daarnaast is het dezelfde periode van tien jaar waarin voormalig succespartner De Niro en collega grootheid Pacino hun reputaties lieten afkalven tot bedenkelijke niveaus. Hetgeen hier dit jaar al eerder betreurd is. De uitsmijter van dat artikel blikte hoopvol vooruit op films die op dat moment in productie waren, en beloofde bijkans een nieuwe periode in het werk van de twee Oscarvangende toneelspelers.
Belofte
Een belofte die vooralsnog slechts voor de helft ingelost is – if that. Pacino schitterde inderdaad in de HBO-film You Don’t Know Jack, waar hij inmiddels een Emmy voor binnensleepte en half januari mogelijk een Golden Globe voor pakt. De Niro zette weliswaar een sterke rol weg in het lichte drama Everybody’s Fine, maar op het lang verwachte project Frankie Machine dat onder leiding van Heat-regisseur (en dus spekkoper-for-life) Michael Mann ooit geschoten schijnt te gaan worden, is het echter nog altijd lang verwachten. Er moet dus iemand opstaan die de beide heren aan de hand neemt en terugbrengt naar de plaats waar ze horen: bovenaan. De meest geschikte persoon voor die taak? Martin Scorsese, ongetwijfeld. De meest gewenste? Datzelfde kleine grijze mannetje, met die dikke zwarte wenkbrauwen. De daadwerkelijke regisseur, roffel roffel, van in 2012 uit te komen gangsterfilm The Irishman, waarin Pacino en De Niro gezamenlijk en mét Joe Pesci te zien zijn? Juist. Martin Scorsese. Can you say full circle?
Rob Nijman vindt het werk van Martin Scorsese ‘beswel goed’, en liet de films van zijn favoriete regisseur uit zijn top vijf van Beste Films die nooit een Oscar wonnen – om het voor de rest ook leuk te houden.