In Nederland is het de Week van Respect. Zoals een Amerikaanse hoogleraar in (een overigens epische) speech uitsprak: de veronderstelling dat discussies te allen tijde “respectvol” zouden moeten worden gevoerd, is volslagen idioot. De initiatiefnemers zullen het vast en zeker wel goed bedoelen, maar ook in dit geval is de weg naar de hel geplaveid met goede voornemens.
Het legt namelijk een beperking op: mensen mogen alleen hun mening delen indien deze “beleefd” en “respectvol” is. Dit is gladde aal-taal voor het toe-eigenen van een portiersfunctie in het debat. Want wie bepaalt namelijk wat “beleefd” en “respectvol” is? Dat is natuurlijk volledig arbitrair. Iedere deelnemer in het debat heeft namelijk een andere teenlengte. Toch zullen we hoogstwaarschijnlijk het snelst te horen krijgen van degenen met de langste tenen. Zij zullen namelijk het eerste gaan roepen dat iets “respectloos” is, en “dus” geen plaats heeft in het debat. Pure marktwerking: omdat deze mensen het vaakst en het hardst hun mond opentrekken, zullen zij uiteindelijk ook de “toon” van het debat bepalen.
John Stuart Mill merkte al in 1859 in zijn werk On Liberty op dat een oproep om “beschaafd” debat (archaïsche taal voor “beleefd’, ‘fatsoenlijk’, ‘respectvol’) vaak wordt gebruikt als een pressiemiddel voor conformiteit. Terwijl juist een gebrek aan conformiteit een randvoorwaarde is voor elk debat. Het probleem is dat, met name op Amerikaanse campussen, degenen met de langste tenen en de grootste mond bepalen wat “beschaafd” debat zou moeten inhouden. Vaak wordt deze overtuiging luister bij gezet met de meest bizarre logische kronkels als ‘jij bent respectloos, dus mag ik je toeschreeuwen of verrot schelden’. Dat is een mechanisme wat je ook regelmatig voorbij ziet komen op Twitter en andere “sociale” media. Hoe dat in de realiteit eruit ziet kunt u in dit filmpje op Slate.com terugzien, waar een beledigde Yale-student een professor toeschreeuwt:
“It is not about creating an intellectual space! It is not! Do you understand that?”
Het resultaat van decennialang censuur op universiteitscampussen, waar studenten wordt geleerd om vrijheid van meningsuiting niet te omarmen – maar er juist tegen worden beschermd. Zo worden sprekers geboycot vanwege een niet conforme mening en bijeenkomsten afgelast uit angst voor “ophef”.
Wie denkt dat dit soort excessen alleen maar in Amerika plaatsvinden, zal toch beter moeten gaan opletten. Ook in Nederland hebben diverse universiteiten en hogescholen zogeheten “gedragscodes” opgesteld waarbij de woorden “kwetsend” en “respect” uiteraard niet mogen ontbreken. Ook in Nederland worden bijeenkomsten op universiteiten afgelast, worden sprekers toch maar weer ingetrokken uit angst voor “ophef”. Ook in Nederland worden degene met de langste tenen naar voren gehaald om paginabreed te vertellen wat de randvoorwaarden zijn voor een publiek debat zoals racisme. Ook in Nederland wordt het journalistiek activisme van GeenStijl (in de vorm van wobben en GeenPeil) inhoudelijk genegeerd, en heeft men het er liever over hoe “kwetsend” de site is. De waarde van de (inhoudelijke) boodschap laten afhangen van de (toon van de) boodschapper is een teken van intellectuele luiheid en dogmatische blindheid.
Het mooie aan liberale democratieën is dat we naast vrijheid van meningsuiting ook vrije keuze hebben: als je een boek stom vindt, lees het lekker niet. Als je ongelukkig wordt van bepaalde films of tweets: keer je ogen van het scherm. Je mag zelfs je vrienden en familie oproepen om er niet naar te kijken, en zij kunnen er voor kiezen om het dan ook te negeren: dit is geen censuur, dit is een gedeelde mening. Het wordt pas censuur, iets wat anno 2015 gedeeltelijk geprivatiseerd is, wanneer er actieve pogingen worden gedaan om het boek, het blog, de film te verbannen om alvast te voorkomen dat anderen hier mee geconfronteerd worden. Eigenlijk valt hier de intens sneue praktijk van klikken bij de werkgever ook onder: het is een poging om de boodschapper de volgende keer zijn boodschap, waar jij zoveel moeite mee hebt, niet nogmaals te laten herhalen.
De #weekvanrespect zou dus niet een infantiele hashtag moeten zijn waarin op Kinderen voor Kinderen-achtige wijze wordt opgeroepen “lief” voor elkaar te zijn. Respect voor elkaars meningen betekent de ruimte gunnen, juist voor de meningen of de “toon” die niet de jouwe zijn. Vrijheid van meningsuiting gaat niet over de meningen waar jij het mee eens bent. Het gaat over juist de meningen die jij dom, stom, beledigend, kwetsend, respectloos, onbeschaafd, en zelfs bedreigend vindt. Vrijheid van meningsuiting is alles behalve een populariteitswedstrijd, maar voorkomt juist dat dit het wordt. Want als we het allemaal met elkaar eens zouden zijn, zouden we die Grondwet niet eens nodig hebben.