Afgelopen week werd bekend dat de Republikeinse senator uit Ohio, Rob Portman, zijn standpunt ten aanzien van het homohuwelijk radicaal heeft herzien. Als rechtlijnige conservatief was hij altijd zwaar gekant tegen dit ‘goddeloze verbond’, maar nu heeft hij het licht gezien. Naar eigen zeggen is zijn draai het gevolg van het uit-de-kast-komen van zijn eigen zoon.
Rob Portman was er altijd van overtuigd dat het huwelijk een heilige verbintenis was tussen man en vrouw, maar ging na de mededeling van zijn zoon toch twijfelen. Hoewel hij verrast was door de openbaring, bedacht hij dat zijn zoon nog steeds zijn zoon was en geen ander persoon. De senator besloot uiteindelijk dat hij wilde dat zijn zoon dezelfde kansen zou krijgen als ieder ander, onder het mom dat “we allemaal God’s kinderen zijn”. Voorheen was Portman, een prominent in zijn partij en op een haar na running mate van Mitt Romney, zeer consequent op het thema van LGBT-rechten. Zo stemde hij vóór een constitutioneel verbod op het homohuwelijk, vóór een verbod op adoptie door homoseksuele stellen en stemde tegen de toelating van homo’s in het leger.
Portman staat niet alleen. In 2009 verklaarde Dick Cheney, voormalig vice-president onder George W. Bush, ook al vóór gelijke rechten voor homoseksuelen te zijn. Onder Bush had hij nog het grondwettelijk verbod op huwelijken tussen het gelijke geslacht gesteund en was hij fel tegenstander van homo’s in het leger. Afgelopen jaar trad zijn dochter in het huwelijk met haar vrouwelijke partner. Op het eerste gezicht lijkt het een mooi gegeven dat deze conservatieve hardliners, zelfs nog op late leeftijd, tot nieuwe inzichten komen. De praktijk toont hen klaarblijkelijk dat hun in steen gebeitelde ideologie niet altijd de gewenste effecten heeft en dus passen ze deze aan. Dat klinkt zeer pragmatisch, maar de schijn bedriegt.
Het conservatieve denken is gefundeerd op een harde tegenstelling tussen goed en kwaad en grijpt daardoor terug op kernwaarden als autoriteit, gehoorzaamheid en discipline. Dat stelt George Lakoff, professor cognitieve wetenschap en linguistiek aan de universiteit van Berkley in zijn boek ‘The political mind’. De problemen in de maatschappij vinden bij veel conservatieven hun oorsprong in de ‘anderen’ terwijl ‘wij’ er onder lijden. ‘Zij’ moeten dan ook aan banden worden gelegd. Door autoritaire maatregelen, streng straffen en de teugels flink aan te trekken kan de ordelijke samenleving (‘wij’) beschermd worden.
Deze scherpe tegenstelling tussen verschillende groepen toont de inherente problematiek aan van het conservatieve denken. Wat als nu blijkt dat het ‘wij’ en het ‘zij’ samen komen en opeens hetzelfde blijken te zijn? Bijvoorbeeld dat je dochter opeens lesbisch blijkt? Zonder het fundament onder het eigen conservatieve denken weg te slaan, zijn daar twee antwoorden op mogelijk: Of het ‘wij’ wordt ‘zij’ of het ‘zij’ wordt ‘wij’. Portman en Cheney wilden hun eigen kinderen niet verstoten en kozen er dus voor om homoseksualiteit voor zichzelf te normaliseren. Pas als het hun eigen kleine wereld treft, blijken conservatieven opeens in staat om hun cirkel van begrip en empathie een beetje uit te breiden.
Dat is niet alleen aan het thema van homo-rechten gebonden, het is fundamenteel voor het conservatieve denken. Wat zal Rob Portman immers vinden van zijn anti-abortus standpunt, als zijn dochter zwanger raakt als gevolg van verkrachting? Verandert hij zijn mening als zijn vrouw onschuldig opgepakt wordt op verdenking van terrorisme, geen proces krijgt en gemarteld wordt om een bekentenis los te krijgen? Ik geef u op een briefje van wel.
Totdat Portman en zijn geloofsgenoten allen tot nader inzicht komen, woedt de stelselmatige discriminatie voort en zijn vrijheden vooralsnog alleen besteed aan diegenen die passen in de eigen belevingswereld. We mogen oprecht blij zijn dat een zeer conservatieve Republikein, als eerste van zijn partij in de senaat, voor gelijke rechten op het gebied van seksualiteit is gaan staan. De slag, laat staan de strijd, is daar in de verste verte echter niet mee gewonnen. Het conservatieve denken zal pas begrip en empathie voor alle ‘anderen’ kunnen opbrengen, wanneer de hele wereld onderdeel is van hun belevingswereld. En als dat zover is, er dus geen ‘zij’ meer bestaat, dan zal ook het conservatisme ten einde zijn.
Suardus Ebbinge (1982) is afgestudeerd Stadssocioloog aan de Erasmus universiteit en heeft als zelfbenoemd liberaal weinig op met conservatisme.