De stad Parijs telt ruim 10 miljoen inwoners. Wanneer je voorsteden als Saint-Denis meetelt, kom je op ongeveer 12 miljoen mensen.
De aanslagen van vrijdag hebben vooralsnog zo’n 120 dodelijke slachtoffers geëist. Dat lijkt een verschrikkelijk hoog aantal, maar dat kun je ook anders bekijken. 120 doden betekent dat 0,0000001 procent van de mensen in de Parijse agglomeratie gisteren bij de aanslagen het leven heeft gelaten. Was je vrijdag in de Franse hoofdstad dan betekent het dat je een kans van 1 op 100.000 had dat je een dodelijk slachtoffer zou zijn geworden. De kans dat je in Parijs het slachtoffer wordt van diefstal of een verkeersongeval is waarschijnlijk groter.
Deze cijfers betekenen vanzelfsprekend niets voor de getuigen en nabestaanden van de aanslagen van gisteren. Bij hen overheerst nu de shock, de wanhoop en een verschrikkelijk verdriet. Maar voor de rest van de wereldbevolking is het zeker van belang om de omvang, de wérkelijke omvang van deze aanslagen, in perspectief te plaatsen. Politici en journalisten doen graag melodramatische uitspraken als ‘Parijs staat in brand’, maar dat is natuurlijk onzin. Parijs staat helemaal niet in brand. De stad en de Franse natie verkeren in shock, in diepe rouw, absoluut, maar Parijs staat overeind. Haar burgers, instellingen en instituties zijn niet weggevaagd, er is geen chaos of anarchie. Dit is niet het einde van Parijs, van Frankrijk of van de Fransen. Zelfs na twee bloedige aanslagen in een jaar tijd staat de Vijfde Republiek nog als een huis.
Frankrijk en het Westen dienen nu eindelijk eens een aantal zaken goed te beseffen als ze zich niet willen laten kapen door misplaatste massahysterie.
Allereerst gaat het om de aard van terrorisme. Terrorisme is het wapen van de machtelozen. Van groepen mensen die niet in staat zijn om een land te veroveren, een volk te decimeren of een stad op te blazen. Ze moeten het hebben van snelle, kleinschalige acties die een zo groot mogelijke psychologische impact hebben. Meer kunnen ze domweg niet doen. Als de aanslagen van vrijdag inderdaad door aanhangers van ISIS zijn gepleegd, dan is de volgende stelling wellicht van belang: Frankrijk is in staat om het totale gebied dat onder bevel van ISIS staat binnen een dag volledig van de kaart te vegen. Maar de leiders van het zelfbenoemde kalifaat kunnen hetzelfde niet doen met Frankrijk. Of in ieder geval nog niet.
De leiders van ISIS begrijpen heel goed dat ze het van psychologische oorlogsvoering moeten hebben. Van een goed PR-beleid voor hun oorlog, zogezegd. Dat ze daarin succesvol zijn kan niet worden ontkend. De onthoofding van gevangenen in de woestijn en de kleine, maar uiterst gewelddadige aanslagen door zelfmoordterroristen zorgen voor onzekerheid, angst en soms zelfs hysterie bij aanzienlijke delen van de Westerse bevolking. Dat is natuurlijk ook de bedoeling, het gaat bij terrorisme immers niet alleen om de daad zelf, maar vooral om de impact ervan.
Patrick Klugman, een van de loco-burgemeesters van Parijs, maakte vrijdagavond tijdens een interview op CNN een bijzonder wanhopige indruk. Wellicht was hij op dat moment verschrikkelijk bezorgd over het lot van familieleden of vrienden. Of misschien was hij onthutst door wat zijn geliefde Parijs was aangedaan. Hoe dan ook: wie vrijdag het verhaal van Klugman beluisterd heeft, hoorde een slachtoffer van terreur. Klugman was doodsbang. Terrified. Precies zoals de mensen achter de aanslagen het graag zien. Missie geslaagd.
Maar laten we ook eens kijken naar het militaire aspect van de aanslag. Als het neerschieten of opblazen van groepjes ongewapende burgers het enige is wat ISIS en hun aanhangers voor elkaar kunnen krijgen, dan wordt het een heel ander verhaal. Dan blijkt dat deze manier van oorlog voeren nooit tot een overwinning in traditionele zin zal leiden. De terroristen kunnen nog tientallen van deze aanslagen plegen, maar Europa op conventionele wijze veroveren behoort niet tot de mogelijkheden. Zelfs als er zich onder de grote instroom vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika grote groepen ISIS-strijders zouden bevinden, dan is dat niet genoeg.
Het tweede wat de Europese bevolking zich moet realiseren is dat deze aanslagen de komende jaren vaker plaats zullen vinden. Ze kunnen domweg niet worden voorkomen, hoe hard de veiligheidsdienten hun best ook doen. Bovendien zijn we, en dat lijken de meeste mensen maar niet in te willen zien, op dit moment in oorlog. Geen conventionele oorlog weliswaar, maar de bommen die op de stellingen van de ISIS-strijders in Irak en Syri¥e vallen worden afgeworpen door Amerikaanse, Franse en Nederlandse jachtvliegtuigen. We kunnen dit natuurlijk doodleuk afdoen als onderdeel van een ‘vredesoperatie’, maar dan houd je jezelf voor de gek. Het is oorlog. De vijand vecht terug met andere middelen.
Maar hoe gevaarlijk zijn die aanslagen werkelijk voor de Europese bevolking? Het aantal slachtoffers en de materiële schade van een terroristische aanslag staat in geen verhouding tot de destructie van een conventionele oorlog. Wie eventjes rekent begrijpt meteen dat de kans dat je als gewone burger slachtoffer wordt van zo’n aanslag nihil is. Europa en Noord-Amerika hebben gezamenlijk meer dan een miljard inwoners. De meer roemruchte terroristische aanslagen van de afgelopen vijftien jaar hebben ‘slechts’ enkele duizenden slachtoffers geëist. De individuele burger is dus vrij veilig. Geen boodschap die je nu in Parijs wil verkondigen, maar wel de realiteit.
Ten derde doen de Europeanen er goed aan om te bedenken dat we op dit continent nu niet ‘opeens’ met terrorisme te maken hebben. Mensen die onze recente geschiedenis een beetje kennen weten dat Europa de afgelopen halve eeuw veel vaker te maken heeft gehad met dit type geweld.
Denk hierbij aan de situatie in Frankrijk aan het begin van de jaren 1960, toen de OAS rondom de Algerijnse onafhankelijkheidskwestie terreur zaaide. Denk aan de aanval op de Israelische equipe tijdens de Olympische Spelen van München in 1972 en aan de aanslagen van de RAF tijdens de zogenoemde Duitse Herfst van 1977. Denk aan de terreuracties van de Italiaanse Rode Brigades en de bomaanslag op het station van Bologna in 1980.
En dan hebben we het nog niet eens over de vele vliegtuigkapingen, de aanslagen van de ETA, de IRA en tal van andere terreurdreigingen en -daden van de afgelopen decennia. De bomexplosies in Londen van 2005, de aanval op de burelen van Charlie Hebdo en de aanslagen van gisteren zijn dus niets nieuws op dit continent.
Daar staat trouwens wel tegenover dat de aard van de terreurdaden de laatste vijftien jaar veranderd is. Onschuldige burgers worden niet langer gegzijzeld, maar meteen neergeschoten of opgeblazen. De aanslagen van radicale islamisten hebben bovendien een globaal karakter, met bijzonder bloedige aanslagen op verschillende continenten. Desalniettemin blijft terrorisme in de kern hetzelfde: door op een zeer gewelddadige manier relatief kleine groepen mensen te doden wordt getracht de hele gemeenschap uit het lood te slaan. Door de zaak in een historisch perspectief te plaatsen vermindert het gevoel dat we in een soort apocalyptische tijd zijn beland.
Terreur is het wapen van de minder sterke partij. Terreur is van alle tijden. Tereur sorteert pas effect wanneer mensen zich hierdoor laten terroriseren. De huidige golf van terreur zal de komende tijd bovendien blijven aanhouden, sinds het Westen op dit moment op voet van oorlog leeft met IS en andere radicale islamitische. Verdere aanslagen kunnen tenslotte nooit met zekerheid worden voorkomen. Deze zaken moeten nu eens echt een plek vinden in de psyche van de Westerse bevolking.
Wat kan de bevolking van Frankrijk, van Europa en het Westen dan doen? Het klinkt als een verschrikkelijk cliché, maar boven alles zullen ze de rug recht moeten houden. De War on Terror kan alleen gewonnen worden als ze zich niet laten verleiden tot angst, paniek of wanhoop.
Natuurlijk, er moet ruimte zijn om te treuren om de slachtoffers, om gevoelens van verdriet en boosheid te kunnen uiten. Maar zoals gezegd moet men de zaken in perspectief blijven zien: New York, Mumbai en Londen, alle recentelijk slachtoffer van bloedige aanslagen, bestaan nog. De slachtoffers zijn betreurd en begraven, de getroffen gebieden opgeruimd. Er wordt weer gelachen, gezongen en gevreeën. Vegeten zulen de inwoners het nooit, maar men durft weer te leven. Dit zal mettertijd ook in Parijs gebeuren.
Naast doortastend speurwerk van de inlichtingendiensten en een doordachte defensiestrategie voor de middellange en lange termijn, is een standvastige mentaliteit van de Westerse bevolking dus een voorwaarde voor een succesvolle strijd tegen de terroristen.
Ik moet hierbij onwillekeurig terugdenken aan een ontmoeting die ik in 2005 had. Twee dagen na de bomaanslagen van Londen (52 dodelijke slachtoffers) bezocht ik de Britse hoofdstad. Ik raakte op een gegeven moment aan de praat met de portier van mijn hotel en natuurlijk kwamen de aanslagen ter sprake. Met een stevig Cockney accent en het typisch Engelse gevoel voor understatement gaf hij mij zijn mening: “Ach, ik sprak mijn oma vanochtend en zij heeft de Blitz (de bombardementen op Londen en andere Britse steden door de Luftwaffe aan het begin van WOII met ruim 40.000 doden) nog meegemaakt. Zij is niet onder de indruk van een paar bommetjes en ze heeft natuurlijk gelijk. Het is allemaal erg vervelend, maar laten we het niet groter maken dan het is.”
Dát is de mentaliteit die je nodig hebt om terreur te kunnen weerstaan.