Na de rumoerige tijden met Staatssecretaris Bleker aan het roer , hebben de de linkse partijen zich met hernieuwd enthousiamse op het natuurbeheer in Nederland gestort . Het voorlopig resultaat hiervan is een door D66, Pvda, en Groenlinks opgestelde initiatiefnota met de niet bijster originele titel ‘Mooi Nederland’. De in deze nota beschreven maatregelen zijn helaas weinig hoopgevend. De politici lijken vooral bezig te zijn met het bedenken van nieuwe modieuze termen en lijken nauwelijks op de hoogte te zijn van wat de grote knelpunten in het natuurbeheer zijn.
Een belangrijk onderdeel van dit plan is om onderscheid te maken tussen zogenaamde ‘topnatuur’ en de overige buitengebieden. Als voorbeelden van deze topnatuur worden de Veluwe, de Biesbosch en de Wadden genoemd. Dit klinkt logisch, maar de vraag is of de initiatiefnemers er van doordrongen zijn dat Nederland zich aan Europese regels dient te houden, en dus niet zomaar op eigen houtje natuurgebieden kan prioriteren ten koste van andere gebieden.
In Nederland zijn de afgelopen jaren nameljk maar liefst 162 natuurgebieden voor het zogenaamde Natura2000 netwerk aangemeld in Brussel. Voor al deze natuurgebieden is minitieus vastgelegd hoeveel hectare aan heide, vogelbeschermingsgebied, slik enzovoorts in stand moet worden gehouden. Voor sommige gebieden geldt zelfs een uitbreidingsdoelstelling. Nederland mag geen hectare van deze in Brussel vastgelegde habitats inleveren, en moet zonodig menselijke activiteiten indammen om verstoring van deze gebieden te vooromen.
Het plan om enkele grote gebieden tot topnatuur te benoemen en de rest als ‘B-natuur’ te bestempelen, lijkt dus geheel niet te stroken met de verplichtingen die Nederland zichzelf heeft opgelegd in Brussel. De EU verwacht immers dat de Nederlandse overheid een hek om 162 natuurgebiedjes zet in plaats van een paar ‘topgebieden’. Dat het niet zo handig was om zoveel (vaak kleine) gebieden de status van Europees natuurgebied te geven, is een probleem waar de EU geen boodschap aanheeft.
Volgens de nota worden alle gebieden buiten de ‘topnatuur’ op één hoop gegooid . De achterliggende gedachte lijkt te zijn dat een Nationaal landschap, zoals het Groene Hart , en B-natuur ongeveer hetzelfde is. Dat in een Nationaal Landschap ruimte is voor landbouw en infrastructuur en in een natuurgebied uiteraard niet, was blijbaar een detail dat tijdens het brainstormen in Den Haag niet ter sprake kwam. Hoe de politici verwachten dat het samenvoegen van deze twee categorieën tot consistent beheer moet leiden, is compleet onduidelijk.
In de initatiefnota staat dat de jacht geen sport is ‘maar een middel dat alleen indien nodig op professionele wijze, wordt ingezet’. Het is frappant dat op deze manier een sneer naar de jacht wordt uitgedeeld, terwijl er geen enkele kritiek op het faunabeheer van natuurorganisaties zelf wordt geuit. Deze organisaties zijn er immers verantwoordelijk voor dat uitgezette korhoenders, korenwolven, otters, Schotse hooglanders en andere dieren verhongeren, overreden worden of door roofdieren worden opgegeten. Dierenleed als gevolg van falend faunabeheer is dus geen pijnpunt, maar dierenleed met het doel de populaties op peil te houden door ze te bejagen wél.
Het was eerlijk geweest als problemen veroorzaakt door recreanten en de landbouwsector ook waren benoemd in de nota. Deze groepen zijn vaak een grotere belemmering voor natuur dan jagers. Blijkbaar durfden de politici het wel aan om met het vingertje richting de jager te wappen, maar niet richting grotere groepen van potentiele kiezers. De jagers zijn dus zoals vanouds de favoriete zondebok in het natuurbeheer. Het lijkt er sterk op dat de initiatiefnemers op deze manier proberen de Partij voor de Dieren de wind uit de zeilen te nemen.
Deze initiatiefnota moet nog verwerkt worden in wetvoorstellen, maar het is nu al twijfelachtig of dit tot een duidelijkere koers vanuit Den Haag gaat leiden. De politici verbloemen dit door in mooie woorden te benadrukken hoe mooi en belangrijk ze de Nederlandse natuur vinden, maar het benoemen van concrete problemen wordt angstvallig vermeden. Prangende vragen over het feit dat het Groene hart toch wel erg in de weg ligt midden in de Randstad, dat uitgezette bevers metersdiepe tunnels in dijken graven en dat een peperduur ecoduct voor 20 herten misschien niet zo rendabel is, zullen dus ook de komende jaren niet beantwoord worden.
Het lijkt erop alsof het beleid rond Ruimtelijke Ordening in het algemeen, en het natuurbeheer in bijzonder, een weerspiegeling is van de maatschappelijke en economische situatie in Nederland. We weten niet zo goed waar we naartoe willen, dus bestaat het beleid uit een mix van oude wijn in nieuwe zakken, symboolmaatregelen en kortzichtig cliëntelisme.