De Franse schrijver Michel Houellebecq schreef in Il corriere della sera een commentaar op de aanslagen in Parijs en de Franse politieke klasse. De beschuldigingen zijn hard.
“Na de aanslagen van januari zat ik twee dagen aan het nieuws gekluisterd, zonder dat ik een blik kon afwenden. Na de aanslagen van 13 november heb ik geloof ik niet eens de televisie aangezet. Ik heb me beperkt tot het bellen van vrienden en bekenden die in de getroffen buurten wonen (dat zijn meerdere personen). Je went eraan, zelfs aan aanslagen. In 1986 werd Parijs getroffen door een serie bomaanslagen op verschillende openbare plekken (het ging om de Libanese Hezbollah, geloof ik, die toen de verantwoordelijkheid opeiste).
Er waren vier of vijf aanslagen, met een interval van enkele dagen, soms een week – ik herinner het me niet zo goed meer. Maar wat ik me wel heel goed herinner was de sfeer die de dagen erna heerste in de metro. De stilte in de ondergrondse gangen was totaal, en de reizigers bekeken elkaar vol wantrouwen. Dat was de eerste week het geval. Daarna begonnen de gesprekken weer redelijk snel en werd de sfeer weer normaal. Het idee van een dreigende explosie bleef in de lucht hangen, drukte op ieders borst, maar toch was het al naar de achtergrond verschoven. Je went eraan, zelfs aan aanslagen. Frankrijk zal niet bezwijken. De Fransen zullen niet bezwijken, ook al ontbreekt het hen aan heldenmoed, ook al hebben zij geen behoefte aan een collectieve reactie van nationale trots.
Zij zullen niet bezwijken want ze kunnen niet anders, en omdat je overal aan went. En geen menselijke emotie, zelfs niet de angst, is sterker dan de gewoonte. Keep calm and carry on. Rustig blijven en doorlopen. Natuurlijk, zo zal het gaan (ook al hebben we, helaas, geen Churchill om ons land te leiden). In weerwil van wat men denkt zijn de Fransen nogal braaf en laten zich makkelijk regeren, maar dat wil niet zeggen dat het complete idioten zijn. Hun belangrijkste gebrek zou je kunnen omschrijven als een soort oppervlakkigheid die neigt naar vergeetachtigheid, en dat betekent dat je van tijd tot tijd hun geheugen moet opfrissen. De erbarmelijke situatie waarin wij ons bevinden is te wijten aan concrete politieke verantwoordelijkheden; en die politieke verantwoordelijkheden zullen vroeg of laat door de zeef gehaald moeten worden. Het is erg onwaarschijnlijk dat de onbeduidende opportunist die de presidentszetel bekleedt, of de ingeboren zwakzinnige die de functie van premier bezet, om nog maar te zwijgen over de ‘tenoren van de oppositie’ (LOL), dit examen eervol zullen afleggen.
Wie heeft besloten om te bezuinigen op de politiediensten, waarmee ze tot wanhoop toe werden ingekrimpt en niet meer in staat waren om fatsoenlijk hun taken uit te voeren? Wie heeft gedurende vele jaren verteld dat grenzen een oude absurditeit zijn, het symbool van een ouderwets en misselijkmakend nationalisme? Het is evident dat deze verantwoordelijkheden grotendeels werden gedeeld. Welke politieke leiders hebben Frankrijk verwikkeld in absurde en kostbare operaties, waarvan het voornaamste resultaat is geweest dat Irak, en vervolgens Libië, in de chaos zijn gestort? En welke regeringen waren bereid, tot voor kort, om hetzelfde te doen in Syrië? (Ik vergeet dat we niet in Irak zijn geweest, niet de tweede keer althans. Maar het had weinig gescheeld, en het lijkt bijna zeker dat Dominique de Villepin louter de geschiedenis ingaat, en dat is niet weinig, om het feit dat hij heeft verhinderd dat Frankrijk voor één keer, de enige keer in zijn recente geschiedenis, deel zou nemen aan een criminele militaire interventie – en ook nog eens een achterlijke).
De onvermijdelijke conclusie is helaas zeer ernstig: de regeringen die elkaar in de loop van de afgelopen tien (twintig? dertig?) jaar zijn opgevolgd hebben bedroevend, systematisch en zwaar gefaald in hun fundamentele opdracht die hun was toevertrouwd, dat wil zeggen het beschermen van het Franse volk.
De bevolking heeft op haar beurt in niets gefaald. Ten diepste weet je nooit precies wat de bevolking denkt, gegeven het feit dat de opeenvolgende regeringen zich elk referendum goed van het lijf hebben weten te houden (behalve één, in 2005, maar toen hielden ze liever geen rekening met de uitkomst). De opiniepeilingen daarentegen zijn altijd toegestaan en – voor wat ze waard zijn – onthullen grosso modo het volgende: de Franse bevolking heeft altijd vertrouwen en solidariteit behouden ten opzichte van het leger en de politiediensten; zij heeft met minachting het debat gevolgd van ‘moreel links’ (moreel?) over het verwelkomen van vluchtelingen en migranten; en zij heeft nooit zonder argwaan genoegen genomen met de militaire avonturen in het buitenland waarin de regenten haar hebben meegesleept.
We kunnen tot in het oneindige voorbeelden blijven aanslepen van de kloof, vandaag de dag mijlendiep, die is ontstaan tussen de burgers en degenen die hen zouden moeten vertegenwoordigen. De slechte reputatie die de gehele politieke klasse nu in Frankrijk heeft is niet alleen wijdverbreid, maar ook legitiem. En het lijkt me dat de enige oplossing die ons rest, zal zijn om langzaamaan koers te zetten richting de enige vorm van werkelijke democratie, waarmee ik bedoel, de directe democratie.”