There’s something rotten in on Urk. Dat zal niemand verbazen, het voormalige eiland is al sinds jaar en dag hét zorgenkindje van Nederland, maar nu de contouren van een wel heel gruwelijke moord steeds zichtbaarder worden kan niemand daar nog onderuit. Het is geen toeval dat uitgerekend op Urk 13- en 14-jarige kinderen een leeftijdsgenoot met een honkbalknuppel afslachten omdat hij toevallig op het verkeerde meisje verliefd werd. Zo’n gruweldaad moest gewoon daar plaatsvinden. Het kwaad duikt nooit zomaar op, kwaad groeit en woekert als een tumor. Urk is het lichaam waarin het kwaad zich als kanker een weg naar binnen vreet. Urk is het Marcinelle van Nederland: vervallen, verdorven, failliet, gedoemd om monsters en satansgebroed voort te brengen.
De symptomen voor Urk’s ziekte waren, en zijn, talrijk. Het dorp is letterlijk failliet, de gemeente staat onder curatele van de provincie, en serieus bestuur is nauwelijks mogelijk door het grote aantal theocraten die Urk liever zien als God’s vruchtbare akker dan als welvarende gemeente. Fraude met schol en schar is echter een van de weinige doornen in het oog van de rechtvaardige maar wraakzuchtige God. SGP’ers overschrijden zonder enige wroeging hun visquota, ontvangen op zondag twee keer de zegen van de dominee en houden met medeweten van God en zijn Heerschare jarenlang wethouderszetels bezet. Dat zo’n gemeente dan failliet gaat is geen verrassing. Het is alleen jammer dat de theocraten in de gemeenteraad niet inzien dat God Urk in zo’n straft voor haar dwalingen zoals het ooit Sodom en Gomorra strafte voor haar bandeloosheid.
Cokejeugd
Sowieso, bandeloosheid op Urk. De Urker-jeugd doet niets anders dan coke snuiven. Dat hoort bij het arbeidsethos: door de week keihard werken op zee, in het weekend harddrugs gebruiken. De kerk kan niets beginnen en ontkent dat de jeugd kapotgaat, de gemeente wijst elk rapport dat korte metten maakt met de verwoestende jeugdcultuur op Urk naar de prullenbak. Dezelfde ChristenUnie-wethouder die ooit serieus gemeentebeleid wilde maken van ‘geen seks meer voor het huwelijk’ schoffeerde onlangs nog een onderzoekster, die notabene door de Urker-gemeenteraad zelf was aangewezen, door te stellen dat haar, voor de hand liggende, negatieve conclusies over de Urker jeugd niet acceptabel waren ‘omdat de toon van het rapport niet netjes genoeg’ was. Tsja, wat je niet ziet bestaat immers niet. Zelfs Adam wist dat al toen hij zich in de tuin van Eden lafjes achter een bosje probeerde te verbergen voor God (die overigens op dat moment net zo almachtig bleek te zijn als een bijziende kip maar dat terzijde).
Stephen King
Maar misschien is het kwaad zoals dat zich nu op Urk manifesteert nog vele malen erger dan we hier kunnen beschrijven. Het kwaad op het voormalige eiland zit dieper dan wij stervelingen kunnen bevatten. Het kwaad is eeuwenoud en metafysisch, heeft een plek in de Urker ziel, vormt het bestaan van de hele gemeenschap. Het kwaad in Urk doet denken aan een van de dorpjes uit een Stephen King-roman: Castle Rock, Derry. Een slaapdorpje ergens diep in Maine, waar de godsvruchtige bewoners hun tuintjes omheinen met witte hekken en de Amerikaanse droom vooral aan de oppervlakte zichtbaar is.
In King’s bestseller It (in het Nederlands verschenen als Het) huist het kwaad in het dorp Derry. Diverse kinderen verdwijnen of worden half opgevreten aangetroffen, ogenschijnlijk zonder enige aanleiding. De dader, een vraatzuchtige psychopaat met haaientanden in clownskostuum, blijkt echter niet van deze wereld. De clown is slechts het beeld waarmee het pure kwaad zich in Derry manifesteert, en dat kwaad huist al in (en onder) Derry sinds het begin van de mensheid. Het is verweven met Derry. Het dorp, de inwoners, hun ziel, hun bestaan en het kwaad zijn één. Zij voeden elkaar, houden elkaar in leven en zijn in wezen onafscheidelijk.
Op geraffineerde wijze beschrijft King hoe de inwoners van het keurige dorpje stuk voor stuk deel uitmaken van het kwaad, als takken aan een boom en twijgjes aan de tak, juist doordat ze zich als typische dorpelingen normatief gedragen. Ogenschijnlijk maken zij zich evenveel zorgen om de verschrikkelijk gebeurtenissen in hun dorp, maar tegelijkertijd kijken ze wel weg als het kwaad bij hun buren aanklopt om zich te voeden met angst en dood. Stuk voor stuk laat King de inwoners zeggen: ‘Zolang het maar niet in mijn achtertuin gebeurt, vind ik het best. Wij houden de boel hier graag netjes. Wat er bij mijn buren plaats vindt weet ik niet dus het bestaat ook niet. Er is hier niets aan de hand’. Derry wil het keurige, nette, dorp zijn met de ultieme burger als inwoner. Alles wat in Derry onder het tapijt verdwijnt, manifesteert zich echter tot het boosaardige monster dat de kinderen, de verbeelding van onschuld bij uitstek, met huid en haar opvreet.
Gelijkenissen
King zal zijn vingers waarschijnlijk aflikken bij de gebeurtenissen op Urk. Urk en Derry lijken als twee druppels water op elkaar. Dezelfde bekrompenheid, dezelfde godsvrezende maar hypocriete burgers die liever wegkijken dan optreden als hun jeugd afglijdt en hun woonplaats in verval raakt. Dezelfde macht van dominees en corrupte gemeenteregenten. En dezelfde manifestatie van het kwade: de jongen die zijn vriendje met een honkbalknuppel doodsloeg is slechts de meest logische verbeelding van dat wat we in zijn puurheid als mens niet kunnen aanschouwen. Het is het levende bewijs van iets dat altijd is geweest en zich voedt met de angst en schaamte van de bewoners in een kleine, hechte, goedgelovige gemeenschap.
There’s something rotten on Urk. Er sluimert iets kwaads onder het eiland. Het bestaat, leeft, en manifesteert zich. Dit is nog maar het begin: Stephen King zou het niet beter kunnen verzinnen.