Onlangs heb ik een leeftijd bereikt die aanzet tot denken. Zo zag ik gisteren twee jonge ouders zitten op een bankje bij een speeltuin. Ze volgden langzaam en geconcentreerd de bewegingen van hun spelende kind. Ik besefte dat ik stap voor stap richting het pad word geduwd waarop zij al langer lopen. Het gaat vanzelf. Je gaat studeren en vindt een leuk meisje. Je krijgt een baan als je geluk hebt. Je koopt een huis. Men verwacht nu eenmaal bepaalde dingen van je.
En zo heb je al snel je handen vol aan het leven. Ik heb een baan die mij niet meer uitdaagt, maar die prima betaalt. Dat is maar goed ook, want een betere is tegenwoordig niet snel gevonden. Ik heb een huis dat ik niet verkocht krijg. Ik heb een vriendin waar ik veel van hou, maar waar ik het vuur van onze prille liefde niet meer in terug zie. Ik kan regelmatig spullen kopen die mijn leven net iets beter beloven te maken, totdat er weer iets nieuwers in de winkel ligt. Ik heb een vrolijke hond.
Ik kan geen kant meer op, behalve naar voren. Het lijkt wel een piramidespel. In een poging te ontsnappen aan de verveling van de vorige stappen dwing ik mijzelf verder het pad op. Als ik kijk naar mijn vrienden en familie weet ik wat mijn volgende stap moet zijn. Kinderen. Misschien een caravan.
De aanblik van de ouders met hun kind in de speeltuin deed mij denken aan een gesprek dat ik had met een jongetje van een jaar of zeven in de trein. Hij zat met zijn moeder op het bankje tegenover mij en speelde met een speelgoedautootje. Hij reed het autootje over de tafel, over de bank en door het gangpad. Ik vroeg hem wat hij aan het doen was. Hij zei: “Ik rijd met mijn auto door de trein.” “Waar gaat je auto heen?” vroeg ik. Hij antwoordde: “Mijn auto gaat heen waar ik wil dat hij heen gaat.”
Ik weet niet waar ik heen wil, maar wil wel zelf de richting bepalen. Daarom heb ik gisteren een radicale beslissing genomen. Biertje erbij, sigaretje erbij, het is makkelijker dan je denkt. Ik ontsnap. Ik ga weg. Ik begin opnieuw. Zonder verwachtingen. Mijn baan heb ik opgezegd. Mijn huis verkoop ik wanneer ik daar zin in heb, verlies of niet. Mijn vriendin mag mee als ze dat wil. Dat is aan haar. Mijn hond volgt altijd. Ik ga ontdekken waar ik heen wil en hoe ik daar kom. Het voelt goed. Zonder ballast. Het duurde even, maar ik ben eindelijk verlost van die vraag: hoe omarm je het leven als je je handen vol hebt?
Mark Thiessen ziet soms dingen en schrijft daarover.