Op een vrijdag in maart 1542 wordt een vrouw door haar echtgenoot, een ambitieuze pastelhandelaar uit het Zuid-Franse Toulouse, mishandeld: gestraft voor het feit dat hun eerste kind verstandelijk gehandicapt is, wat ongetwijfeld het gevolg is van de zonden van de moeder.
Deze proloog geeft de aanzet tot een historische roman – of is het een geromantiseerde genealogie? – waarin de productie van pastel, de kleurstof blauw in al zijn schakeringen, de verbindende factor is tussen de thema’s: tegen de achtergrond van de grimmige religieuze stellingname van protestanten versus katholieken in het zestiende-eeuwse, door gilden-politiek beheerste Frankrijk worden zonde versus boetedoening en rijk versus arm uitgediept in verhaallijnen van liefdesperikelen en loyaliteitsconflicten.
Hoofdpersoon is de stotterende Sophie, de dochter van de ambitieuze pastelkoopman, die een voor een meisje of vrouw zondige – oneerbiedige, onmatige – leergierigheid en initiatiefrijkdom aan de dag legt. Haar houding wordt beschreven als een mengeling van (dochterlijke) deemoed, opmerkzaamheid en opstandigheid. Ze heeft een schitterende zangstem, krijgt zangles, ontmoet tijdens een feestavond waarop ze een impromptu optreden geeft, de charmante zoon van een niet bijzonder rijke verver die vanzelfsprekend niet voldoet aan haar vaders verwachtingen, weigert te trouwen met de man die haar vader uitkiest, wordt voor straf opgesloten in een klooster, ontsnapt eraan en bouwt uiteindelijk een (zwervend) bestaan op met voornoemde charmante zoon van de niet bijzonder rijke verver. Tussen de bedrijven door bekommert ze zich bij vlagen van vurig beleden gewetensvolheid om haar gehandicapte broer, die vervolgens honderden pagina’s lang niet alleen niet meer genoemd wordt, maar ook eenvoudigweg niet in de gedachtewereld van Sophie voorkomt.
De auteur heeft zich duidelijk verdiept in de historische contexten. De opzet van de roman is ingenieus en had een meeslepend geheel kunnen opleveren. Hoe historisch verantwoord ook, als verhaal blijft dit werk onder in de middenmoot steken: dankzij de overmaat aan verkleinwoordjes, die een belerende, kinderlijke toon aan het narratief geven; dankzij de karikaturale stereotypering van personages enerzijds – de slechteriken hebben een slechte adem, een zweterige huid, een dikke hangbuik en de gewoonte om te liegen en te gokken, hoeren te bezoeken en te verkrachten – en verliefdheid op het hoofdpersonage anderzijds, die tot apart aandoende inconsistenties leidt; en dankzij het feit dat de roman genrematig op twee gedachten hinkt: naast een historisch verhaal biedt dit vuistdikke boek een op giswerk berustend verband tussen de achternaam van de auteur en die van de hoofdpersonages. Je zou er met een rode pen in aan de gang willen: schrappen en terug naar de tekentafel.
Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer
Verschijningsdatum: 2012
Pagina’s: 450
ISBN: 9789023994077
Prijs: €19,90
Website auteur