Het kabinet wil dat de eeuwige student terugkeert. Studenten zouden in de toekomst niet per collegejaar, maar per vak moeten betalen. Dat maakt het goedkoper om de studie over meerdere jaren uit te smeren en naast de studie een bestuursjaar te doen of (aan een eigen bedrijf) te werken. In potentie is dit een stijlbreuk met jaren van diplomaproductie en is het daadwerkelijk een goed plan. Maar doe het wel rustig aan, anders is dit weer een veel te ambitieuze onderwijshervorming.
Bij aanvang lijkt het al volkomen verkeerd te gaan. In een begeleidend opiniestuk schrijven de betrokken Kamerleden, Pieter Duisenberg (VVD) en Mohammed Mohandis (PvdA), samen met voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond Stefan Wirken en de bestuursvoorzitter van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam, Dymph van den Boom, in de kop dat dromen centraal zou moeten staan. Sorry, dromen? Dromen is leuk voor mensen die toch al barsten van het talent en eigenlijk niet eens hoeven studeren om hun potentie te realiseren. Dingen die de gemiddelde student nooit zei nadat hij zijn studietijd heeft weggedroomd: “Staat u mij toe, Excellentie, de Koninklijke Hoogheden laten nog even op zich wachten, net als de Amerikaanse president.” Dromen is vooral voor special snowflakes.
Dat gezegd hebbende, de kop dekt de lading van het artikel gelukkig niet. Daarin wordt hard uitgehaald naar het waanzinnige systeem van onderwijsoutputfinanciering en worden wat voorbeelden van waardevolle extracurriculaire activiteiten genoemd. Het is opvallend dat rendementsakela Dymph van den Boom haar naam onder een artikel heeft laten zetten waarin studeren binnen vier jaar ‘dwangbuisstuderen’ wordt genoemd.
Alleen op het eerste gezicht is dat vreemd, want er wordt natuurlijk qua rendement ook een slag gemaakt. In het nieuwe systeem hoeven studenten niet meer van de universiteit gejaagd te worden als ze niet binnen vier jaar klaar zijn. De financiering loopt immers niet meer vier studiejaren, maar per gevolgd vak. Veel fijner voor de universiteit, want langstudeerders kosten nu niet meer zo veel.
Niet alleen de universiteit heeft voordeel in dit systeem, de extra keuzevrijheid voor studenten is ook evident. Studenten die willen, kunnen nog steeds binnen vier jaar klaar zijn, anderen kunnen kiezen voor een carrière naast hun studie. En extracurriculaire activiteiten doen het goed op een cv, ook, zoals uitdrukkelijk wordt genoemd, ‘zorg voor naasten’.
Het plan is in grote lijnen goed, maar er is ruimte voor verbetering. À la carte studeren is een beetje een wassen neus. Vakken zijn niet zomaar uit te smeren over meerdere jaren. Eerstejaarsvakken zijn dat niet voor niets; ze zijn een voorwaarde om de vakken voor hogere jaren te kunnen volgen. Zoveel ruimte zit er dus niet in. En dat is maar goed ook, want er zijn genoeg studenten die moeilijke vakken dan verplaatsen naar het eind van hun carrière – en dan nooit afstuderen.
Als dit toch de praktijk is, waarom het ‘flexstuderen’ niet exclusief beschikbaar maken voor de master, waarin een eigen profiel centraal staat? Als dat werkt, kan het daarna nog altijd in de bachelor worden ingevoerd. Grootschalige onderwijsexperimenten hebben we vaak genoeg gehad – en gelukkig begint de proef klein – maar bij een succes aan de UvA en HvA is het geen gek idee het niet direct als Nieuwe Grote Hervorming over het hoger onderwijs uit te rollen. Aan de laatste hervormingen hebben we immers het gedrocht van de universitaire koekjesfabriek te danken.