DEN HAAG (ANP) – De acceptatie van homoseksualiteit is sinds 1981 toegenomen in Europa. Maar tegelijk zijn er grote verschillen tussen de verschillende landen, zo blijkt uit twee donderdag gepresenteerde studies van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP).
Uit het onderzoek blijkt dat meer en meer Europeanen homoseksualiteit niet afwijzen. In 1981 deed de helft van de Europeanen dat nog, in 2008 nog een kwart. Vooral in de jaren '90 nam de acceptatie toe, daarna vlakte de ontwikkeling af.
De verschillen tussen landen bleven echter groot. Landen met een relatief hoog opleidings- en inkomensniveau en een redelijk gelijke inkomensverdeling staan vaak positiever tegen homoseksualiteit, zo blijkt. Vooral in Scandinavië en West-Europa is homoseksualiteit geen taboe meer, terwijl in landen als Polen, Bulgarije en Rusland de meerderheid van de bevolking homoseksualiteit juist afkeurt.
Nederland behoort tot de eerste groep landen, oftewel de landen waar homoseksualiteit goeddeels is aanvaard als normaal. De sociale acceptatie neemt volgens de onderzoekers nog altijd toe: in 2006 stond 15 procent van de Nederlanders nog negatief tegenover homoseksualiteit, in 2012 nog 4 procent.
Toch zijn er punten waar een groter deel van de bevolking niet positief over oordeelt. Zo vindt 1 op de 5 Nederlanders dat homoseksuelen geen gelijke rechten moeten hebben met betrekking tot adoptie en 29 procent van de Nederlanders neemt aanstoot aan zoenende mannen, tegenover 19 procent voor zoenende vrouwen en 14 procent voor zoenende heteroseksuelen. Transgenders kunnen op minder acceptatie rekenen: 20 procent van de Nederlanders vindt dat er iets mis is met deze mensen. Anderzijds vindt 59 procent het prima dat transgenders een geslachtsverandering kunnen ondergaan.
Bovendien blijken er ook binnen Nederland verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo zijn kerkgangers, PVV-stemmers en niet-westerse migranten vaker negatiever over homoseksualiteit dan andere Nederlanders.