Joachim Acila rende de trappen af en sprong steeds de laatste treden naar beneden. Zijn laarzen vingen een deel van de schok op. Zijn dunne leren handschoenen gleden over de trapleuning en werden warm door de wrijving. Hij moest nog één verdieping. Toen was hij op de begane grond. De deur, met daarachter de koude lucht van de nacht, zijn ontsnapping van de opdracht en het voltooien van contract vierendertig. Het pakket voelde vreemd aan in de zak van zijn jas. Te rond, zeker vergeleken met de hoekige vorm van het pistool in de holster onder zijn oksel. Hij opende de deur. Buiten was de lantaarnpaal uit. Hij ging van het licht van de gang naar het donker.
Hij zag iets vliegen maar was te laat het te ontwijken. Het klapte stuk op zijn hoofd, stukken glas vlogen alle kanten op en sneden in zijn huid. In een flits zag Joachim een kort figuur dichterbij komen. Een muts en sjaal verborg het gezicht. Hij zag de een flikkering in haar hand. Een mes. Duizelig van de fles op zijn hoofd schuifelde hij naar achteren op het moment dat het lemmet door zijn kleding en huid sneed. Het staal gleed onder zijn ribben door. Het voelde koud in zijn lichaam en direct daarna brandend heet. Het voelde bijna hetzelfde als de vorige keer. De figuur trok het mes terug en stak nog eens, vlakbij de eerste wond. De pijn was minder deze keer. Hij stapte naar achteren, struikelde, viel. Hij kon niet snel genoeg bij zijn pistool. Hij moest een moment hebben. De figuur verwijderde de sjaal en muts. Halflang bruin haar en een fijngevormd vrouwengezicht kwamen tevoorschijn. Hij lachte een van pijn vervormde lach. Ze was de voorzitter van de lokale afdeling van de volkspartij, Alice Vae. Ze had hemel en aarde bewogen om zijn werk te stoppen.
‘Hoe onvoorspelbaar. De vrouw die mijn werk in het district vreedzaam probeert te stoppen zoekt haar heil in moord. Vertel me, wie van mijn vrienden heb je geneukt om achter mijn locaties te komen?’ Ze keek op hem neer, het mes nog altijd in haar rechterhand geklemd. Ze leek nauwelijks bewogen door wat ze net had gedaan. Haar stilzwijgen maakte hem ongemakkelijk. ‘Het is voorbij meneer Acila. Je werk is niet voltooid. Je bent buiten spel gezet, verraden, verlaten. Je komt hier niet meer weg.’ Ze lachte een lachje waar bijna spijt en medelijden uit sprak. Joachim ademde diep in. Zijn beide longen vulden zich. Geen perforaties. Hij bewoog zich op zijn rug iets naar achteren. Ze keek hem vreemd aan. ‘Weet je wat het beste gevoel is?’ Ze deed een paar stappen naar voren. ‘Zien dat iemand die je hebt gehaat, waar je bang voor bent, iemand die het verdient te lijden, zien dat zo’n persoon net zo sterfelijk is als iedereen. Dat hij kan bloeden.’ Joachim haalde zijn hand van de gaten in zijn buik. Het bloed stroomde rijkelijk. Hij zou doodbloeden, wellicht niet snel, maar het zou gebeuren als hij hier bleef.
‘Ik ken het gevoel.’ Zijn stem was gereduceerd door een met pijn doordrenkt gefluister. Ze deed nog een stap dichterbij. ‘Ja? Volgens mij niet. Volgens mij haat je niemand, hoewel je alles vreest.’ Joachim zette zich af met zijn voeten en schoof een stuk naar achteren. Ze deed grote stappen om weer dichtbij te komen. Joachim lachte hardop, recht in haar gezicht. Te dichtbij.
‘Waarom lach je?’ ‘Omdat ik een beter gevoel weet. Het gevoel van toezien hoe iemand je probeert te vermoorden en daarbij fouten maakt.’ Ze keek hem verschrikt aan. Toen opende hij zijn benen om ze vervolgens met een daverend klap tegen haar benen te slaan. Hij hoorde en voelde haar enkel breken. Ze slaakte een gil van pijn en zakte door haar voet heen. Zijn been schoot omhoog, precies op de hand waarin ze het mes hield. Het mes viel, zij viel. Zijn vingers sloten zich om het handvat van het mes en in een fractie van een seconde had Joachim zich op de vrouw geworpen. Zijn linkerhand sloeg tegen de zenuwknoop van haar rechterarm. Haar verdoofde vingers konden slechts zachtjes klauwen. Hij bracht het mes naar achteren en stak in een vloeiende beweging het blad door haar hals heen. Haar ogen werden groot, haar spieren spanden zich. Joachim keek haar in de ogen, terwijl ze een golf bloed ophoestte. ‘Het verschil tussen jij en ik is dat ik weet hoe je dingen afmaakt.’ Hij stond op. De wond in zijn zij bloedde heftiger dan eerst. Onder hem stikte Alice in haar eigen bloed. Ze keek met lege ogen naar boven.
Joachim liep naar zijn motor en pakte een spuitbus met wondschuim uit het opbergvak. De koude gel zette direct uit in een helend schuim. Het bloeden stopte meteen. Hij liep terug naar het vrouwenlichaam. Zijn vingers vonden het implantaat achter haar oor. Er werd contact gemaakt, gegevens opgehaald. Hij liet los. Alice had de afgelopen drie uur maar één gesprek gevoerd. Hij belde het nummer, verstopt achter de gegevens van Alice’s implantaat. Na twee keer overgaan werd er opgenomen. ‘Is het gebeurd?’ vroeg een nerveuze stem. Joachim hing op. ‘Nee, maar jij straks wel,’ fluisterde hij tegen de foto die op zijn HUD was verschenen.
ThePostOnline’s huisdichter Lennart van Nieuwenhuijzen schrijft zo nu en dan proza. Volg hem op Twitter om op de hoogte te blijven.