Michael Pollan bezoekt ons land. De Amerikaanse ‘eet gezond’ goeroe geeft vanavond een lezing in de aula van de UvA. Pollan komt gewoon zijn nieuwste boek pluggen, (‘Een pleidooi voor écht koken’) maar hij dankt zijn wereldfaam aan het negen jaar geleden verschenen ‘The Omnivore’s Dillema’, waarin hij laat zien dat ons ongezonde vreten gemaakt wordt van ongezonde ingrediënten, geteeld door onderbetaalde boeren, en van kapot gefokte, uitgemergelde beesten. Een boodschap, kortom, die binnen de ‘eet bewust’ beweging op grote bijval kon rekenen, en in beschaafde kringen tot beschaafd gemopper leidde. Potjandorie nog an toe! Al dat zout, al dat vet, al die suikers: wat is de onderklasse toch dom bezig! Straks worden ze nog ziek!
Later kwam Pollan nog met een aantal vuistregels voor hoe je gezond voedsel kon herkennen (zoals het volstrekt lege, nostalgische: ‘eet niet wat je grootmoeder niet als eten zou herkennen’ – de mijne moest soms van ellende alles vreten wat uit de grond opkwam), en sinds kort houdt hij zich vooral bezig met het promoten van het goed koken van al die verantwoorde ingrediënten – waarbij hij in dat nieuwste boek compleet de populair-wetenschappelijke kant op schiet. Met veel ‘interessante’ scheikunde en zo. (Maar daar hebben we McGee, On food and cooking’ al voor.) Maar de boodschap is nog steeds dezelfde: ‘we’ eten niet goed. Dat gaat hij vanavond natuurlijk ook weer zeggen. Waarbij zijn publiek steevast denkt: ‘we’, dat zijn de anderen. De dommeriken, de white trash, waaraan de samenleving ten onder gaat. Daar heb ‘ik’ niks mee te maken.
‘De voedselindustrie lust hem rauw’ zette de NRC dit weekend boven een interview met Pollan. Mocht-ie willen. De Amerikaanse voedingsindustrie is helemaal niet geïnteresseerd in die paar procent liberals die nog denken aan koken, die hun zoete aardappeltjes op de lokale markt kopen (meestal enkele tientallen kilometers rijden – je moet er tijd voor hebben) en die bij een goed glas wijn het quasi-bezorgde hoofd schudden over de macht van de multinationals. De voedingsindustrie produceert voor de miljoenen Amerikanen die geen geld en tijd hebben voor dat soort gekheid. Die dagelijks in de snackbar zitten of een instant maaltijd kopen en thuis opwarmen. Mensen die een broertje dood hebben aan magere types als Pollan met hun gelul, hun peperdure spullekes en hun moeilijke gedoe met potten en pannen. Dat ‘gezond eten’ is volstrekt on-Amerikaans. Het Amerikaanse gezin is een voortdurend komen en gaan van ouders en kinderen – op één moment van de dag koken is onzin. Er is ook totaal geen behoefte aan. Even praten in de auto, of tijdens het televisie kijken, geldt in de VS als net zulke nuttige quality time met het gezin als bij ons het gesprek aan tafel tijdens de maaltijd. Komt daarbij dat Amerikanen geen smaak hebben. Voor de overgrote meerderheid is ‘lekker’ synoniem met veel, vet en zoet tegelijk. Elke Europeaan die de VS bezoekt is er al snel vertrouwd mee: het gemak waarmee Amerikanen enorm veel enorm vet (of zoet) vreten wegwerken. Méér dan gemak: terwijl de Europeaan op zo’n moment licht misselijk wordt; slaat de Amerikaan de blik gelukzalig ten hemel.
De Amerikaanse verslaving aan vet en zoet vreten laat zich niet verslaan – en zeker niet door goeroes als Pollan. Slecht vreten is daar nu eenmaal veel goedkoper dan gezond eten. (Het prijsverschil is veel groter dan dat in de Europese supermarkten.) En aangezien de kloof tussen arm en rijk daar ook veel groter is (en nog steeds groeit) is goedkope fast food daar uitgegroeid tot volksvoedsel nummer één. De voedingsindustrie heeft een van de grootste lobby-apparaten van heel Washington, en politici zijn dan ook totaal niet geïnteresseerd in deze problematiek. Nooit zal er een wet komen die het volstoppen van verpakkingen met vet en suikers verbiedt, want er is op dat vlak geen moraal. Bedrijven die dat doen, worden hardop geprezen omdat ze ‘slim’ zijn. Ze geven de consument immers waar hij om vraagt! (Vergelijk Apple, dat in de Senaat ronduit geprezen werd omdat het de Amerikaanse belasting weet te ontduiken.) Alleen de elite maakt zich zogenaamd druk om het dolgedraaide Amerikaanse voedselproductie. Zogenaamd. Gezond eten is inmiddels ook de zoveelste manier waarop de bovenlaag van de Amerikaanse samenleving zich kan onderscheiden van de onderkant.
Je kunt je afvragen wat Pollan hier komt doen. We kennen die prijskloof niet echt, en de Europese overheden zijn wel degelijk bezorgd om de kwaliteit van wat er hier in de supermarkt ligt. De convenanten met de industrie halen vaak weinig uit, maar daar staat tegenover dat Europa een levendige en krachtige consumentenlobby heeft, die al menige concessie heeft weten af te dwingen. Te weinig nog, en is nog genoeg te doen, maar wie de gruwelijke Amerikaanse supermarkten kent, weet dat we hier toch iets goeds doen. Ach, en dat is ook de reden waarom Pollan hier komt kijken. Om zijn boek te promoten én te zien dat het anders kan. Conservatief Amerika vindt het heerlijk om te overdenken dat ze in Europa ten onder gaan door politieke machteloosheid, drugs en de ‘islamisering’. Voor linkse Amerikanen is Europa juist een heerlijk elitair toevluchtsoord waar ze kunnen genieten van ‘het goede leven’. En ondertussen komen wij graag luisteren wanneer een zo’n liberal vertelt hoe slechts het wel niet gaat in de VS. Dat alle Amerikanen binnenkort zullen om donderen van de vetzucht. En we kijken dominee Pollan dankbaar aan, voor deze heerlijke bevestiging van onze Europese voortreffelijkheid.