Ooit ben ik in een dronken bui pizza gaan eten met een meisje dat ik lief had. Zij had er één met salami en die van mij had wat weg van een verminkte zwarte piet, althans de onderkant. Het was gezellig, tegen het leuk aan en het enige wat nog scherp op mijn netvlies staat gebrand was de kleur rood die ik meerdere malen naar binnen goot. Ik vond het leuk met je, echt waar, misschien wat te leuk. Een snerpende viool galmt nog na in mijn hersenpan en ik vis nog wat verdwaalde rozenblaadjes uit mijn haar.
Met betwijfelende blik kus ik dan eindelijk je vragende lippen en vertel wat mij nou eigenlijk al de hele avond dwars zit.
Ik ben het namelijk niet meer gewend een avond zoals deze, ook nooit geweest besef ik mij nu, eigenlijk ben ik helemaal niets gewend. Ik ben het niet gewend om minuten lang aaneengesloten te staren in de leegte om mij heen. Je gezicht terug te vinden in gebouwen hoog boven mij en de wind zachtjes je naam fluistert in mijn ietwat te kleine oren. Nachtenlang blijf ik op met geweldige fantasieën over jou en die geweldige bilpartij. De straling leg ik naast mij neer, zo heb ik je dichtbij, zo hoor ik beter of je mij roept, dat je mij nodig hebt.
Dit is allemaal nieuw en het vervelende daar aan is, als dit alles wat jij samen met mij hebt opgebouwd zou verdwijnen met een reden of zomaar opeens, omdat die dingen nou eenmaal gebeuren, dan ga ik het missen, missen waar ik vanuit zou zijn gegaan, aan jou en alles wat jij met je meenam. Dan moet ik mezelf weer gaan zoeken, hoe ik ook alweer was toen jij nog niet bestond, toen jij er nog niet was.
En ik weet niet of ik dat kan. Ik zou je vormen in elke beweging die in mijn ooghoek springt, ik zou je ruiken in alles wat je geur zou kunnen aantrekken en vangen in mijn mooiste dromen om nooit meer los te laten, om nooit meer wakker te worden.
Ik weet het niet of ik dat zou redden, ik weet niet of ik mijzelf wil redden.
Rosa van den Driesche schrijft iedere week Proza van Rosa. Ze twittert daarnaast ook.