‘Prachtige goal van Pirlo!’ kreeg ik gisterenavond gesms’t van een vriend die het Italiaanse voetbal op de voet volgt. Italië won gisteren van Mexico in de Confederations Cup, mede dankzij de rake vrije trap van de oude Pirlo. Maar prachtig? Nee, niet prachtig.
Ik heb de fascinatie en waardering voor gescoorde vrije trappen nooit begrepen. Het is natuurlijk wel mooi hoe zo’n bal er van zo’n afstand in krult. Maar als je elke dag op het voetbalveld staat, dan is het toch wel het minste dat, als je alle tijd hebt om een bal goed te leggen en te raken, zo’n bal in de kruising gaat?
Hetzelfde heb ik met corners. Hoe is het mogelijk dat zo veel corners slecht worden genomen? Te laag, of veel te hard, of te dicht op de keeper. Corners zijn nauwelijks gevaarlijk (lang niet zo gevaarlijk als ‘drie corners = een penalty’ zoals op de pleintjes wordt gespeeld), omdat ze zo slecht worden genomen. En dat terwijl ze altijd van dezelfde plek zijn. Ik snap dat niet.
Dat er nog geen teams zijn die de corner hebben geperfectioneerd tot eenderde penalty is mij ook een raadsel. Als je als team hier veel op gaat oefenen, dan ben ik er van overtuigd dat dit snel uitbetaalt. Een goede trapper krult de bal er altijd in bijvoorbeeld. Bovendien, als je corners echt heel goed zijn, dan creëert dit een extra gevaar, omdat de tegenstander niet snel een corner weg zal geven.
Dus, coaches van Nederland, en dan denk ik vooral aan de subtop: trek een goede trapper aan en ga oefenen op die corners. Het kampioenschap is binnen handbereik.
Ko van ‘t Hek is rechtsback, filosoof, scorebordjournalist, maar vooral ‘liefhebber van het spelletje’.