Maandagavond bracht ArgosTV een documentaire (terugkijken) over de kwalijke mores bij het wielerjournaille. Wielerjournalisten blijken heel veel nieuws niet te brengen, soms wegens bedreigingen uit het wielermilieu, soms omdat ze te close zijn met de wielrenners en hun entourage. Het gaat dan natuurlijk vooral over doping. Maar wielerjournalisten zijn daarmee niet slechter dan andere journalisten.
In de wielerwereld, zo is genoegzaam bekend, wemelt het van vals spel, van omerta’s, van dopingnetwerken en andere zaken die niet zoveel met de sport te maken hebben. Ook nu nog zijn er renners en ploegleiders die doen alsof ze van niets wisten. Uit de Argos-documentaire blijkt dat wielerjournalisten volop meedoen aan dat spel. Omdat ze mild worden en het wel goed vinden, zoals Mart Smeets zei, of omdat ze maar al te blij zijn uit te maken van het prachtige, spannende wielermilieu. Ze zijn onderdeel van een wereld, staan tussen hun fietshelden, mogen van dichtbij de magie van bijvoorbeeld de Tour meemaken. Daardoor verliezen ze hun onafhankelijkheid. Zeker als ze er al jaren in rond lopen.
In die zin zijn wielerjournalisten exact hetzelfde als voetbaljournalisten. Ook die draaien mee in een wereld vol glitter en glamour. Ook die zijn afhankelijk van de goodwill van coaches en sporters om met hen te praten. Ze lopen jarenlang mee en komen zo steeds verder in het wereldje. Voetbaljournalisten halen zelden dopingverhalen naar boven, terwijl die er wel zijn in een miljardensport als voetbal. Voetbaljournalisten komen -bijna – niet met verhalen over matchfixing. Ze zijn maar wat blij dat ze tussen de vedettes mogen lopen. De enige onthullingen waar ze mee komen zijn die ingefluisterd zaakwaarnemers, van het kaliber “rijke club x wil speler y”, ingestoken om een hogere transferprijs te krijgen. Jack van Gelder is al jarenlang boegbeeld van de Nederlandse voetbaljournalistiek. Zijn journalistieke onthullingen zijn net zo talrijk als die van Mart Smeets. Dat zegt wellicht genoeg.
Hetzelfde fenomeen is te zien in de Haagse politieke verslaggeving. De nauwe banden tussen voorlichters, politici en journalisten zijn genoegzaam bekend, met het verschrikkelijke Nieuwspoort als duidelijkste voorbeeld daarvan. In Den Haag zijn journalisten deel van het systeem, ze worden bespeeld, bespelen anderen en genieten, al is het maar onbewust, van de nabijheid van de macht. Ze zeggen dingen niet die ze wel weten, in de hoop later nog een andere quote of primeur te krijgen. Haagse journalisten vragen niet altijd door wanneer het wel kan en lopen vaak aan de leiband van de kameragenda en voorlichters. Ferry Mingelen is jarenlang het gezicht geweest in Den Haag, maar wat heeft hij nou helemaal voorspeld, geduid, welke scoop heeft hij gepakt?
In allerlei lagen van de journalistiek zie het dus exact hetzelfde: mensen zitten lang op één plek, in een specifiek wereldje. Ook nog eens een wereldje dat bestaat uit “belangrijke mensen” die omringd zijn met een zekere glitter en glamour. Journalisten zijn na verloop van tijd niet meer onafhankelijk, stellen daardoor niet meer de goede vragen, hebben geen distantie meer. Dat geldt heus niet alleen voor de wielersport, dat geldt overal.
Zijn het daarom meteen slechte journalisten? Nee. Zeker in de sport, maar ook in de politiek, telt vermaak ook. En niets menselijks is journalisten vreemd, meegaan in groepsprocessen hoort daar ook bij. Wat is het wel: slechte hoofdredacteuren. Die blijkbaar niet hun mensen niet scherp houden. Die ze maar wat aan laten rommelen als ze af en toe met een leuke verhaaltje komen, al dan niet op waarheid gebaseerd.
De oplossing hiervoor is niet zo moeilijk: rouleren. Laat mensen na vijf (of zeven of drie) jaar ergens anders gaan werken. Hans Laroes introduceerde zo’n systeem een paar jaar terug al voor correspondenten. Die zitten echter niet zo dicht op hun onderwerp, aangezien die vaak een heel land (of zelfs werelddeel) moeten verslaan. Juist voor Haagse journalisten en voor sportjournalisten, maar net zo goed in bijvoorbeeld muziekjournalistiek, is het heel goed om eens andere wereld binnen te stappen. Om uit het milieu te stappen en iets anders te gaan doen. Dat geldt voor gezichtsbepalende anchors, maar ook voor redacties, waar dat overigens al veel gewoner is.
Natuurlijk, daarmee gooi je een deel kennis en netwerk weg. Dat kun je echter deels ondervangen door fatsoenlijke overdrachten. Bovendien zijn veel journalisten niet dom. Als voetbalverslaggever kun je best je inlezen en inwerken in de Haagse mores, of in de atletiek, een wielerjournalist kan gewoon verslaggever worden op z’n Gerri Eickhofs of economie gaan verslaan, Dominique van der Heyde had nu een paar jaar verslaggever in Brussel kunnen worden. Of even kunst gaan doen. Op zo’n manier voorkom je tunneldenken, voorkom je teveel vereenzelviging met het onderwerp en zorg je dat journalisten fris blijven.