Femke Halsema pakt als voorzitter van Stichting Vluchteling vandaag uit met kritiek op Nederlandse hulporganisaties, die zich eenzijdig zouden richten op ‘fotogenieke’ hulp. Dat lijkt in strijd met de geldende opvatting dat die organisaties transparanter moeten opereren, eerlijker moeten communiceren en donateurs meer moeten betrekken bij hulpprojecten.
Halsema’s interessantste punt van kritiek is niet dat organisaties te weinig samenwerken of dat hulp onafhankelijk getoetst zou moeten worden. De angel van haar betoog is dat organisaties hulp verkeerd prioriteren: fotogenieke hulp krijgt voorrang ‘in de strijd om het donateursgeld’.
De reacties uit de sector zijn wat oppervlakkig: de kritiek is ‘een klap in het gezicht’, de organisaties doen hard hun best, vrijwilligers laten zelfs het leven. Dat zijn niet-betwistbare feiten die bovendien het opgeworpen vraagstuk niet adresseren: leidt de groeiende afhankelijkheid van particuliere giften tot verkeerde prioritering van ontwikkelingshulp? En als publiekscommunicatie en verantwoording aan donateurs het probleem is, moet de communicatie dan niet gewoon beter?
Feit is dat de kortingen op ontwikkelingssamenwerking van overheidswege inderdaad leiden tot een groeiende afhankelijkheid van particuliere giften (alsook van internationale fondsen zoals The Bill & Melinda Gates Foundation). Waar veel hulporganisaties veelal leunen op een vergrijzend bestand van trouwe donateurs, vergt de aanwas van nieuwe gevers intensieve communicatie.
Moderne donateurs schrijven geen blanco cheques uit, noch zijn zij vanzelfsprekend levenslang donateur van een organisatie. Hun betrokkenheid is vaker incidenteel: ze willen met een gift bijdragen aan de oplossing van een probleem. Aan hulporganisaties de opdracht om problemen urgentie te verschaffen, donateurs te informeren over hulpprojecten en te proberen mensen langer aan zich te binden, betalend of niet, onder meer met sociale media en goede e-mailmarketing.
De groeiende afhankelijkheid van particuliere donaties betekent hoe dan ook een groeiende mismatch tussen de ‘werkelijke’ urgentie van rampen en het gevonden draagvlak onder particuliere donateurs. Hulporganisaties hebben bovendien steeds minder speelruimte om geworven gelden naar eigen inzicht te herverdelen: dat geld verkregen van moderne donateurs is geoormerkt – al te intensieve herverdeling van die donaties legt een bom onder de toch al broze relatie met nieuwe gevers.
Als we een voor de hand liggende mogelijke oplossingsrichting – meer overheidssubsidie – terzijde schuiven, resteert de opgave aan hulporganisaties om juist méér en beter te communiceren met donateurs over hoe je werkt en waar je het geld aan besteedt. Leg maar uit waarom je organisatie investeert in infrastructuur in plaats van noodhulp, ook al kun je niet teruggrijpen op je archief met clichématige stock-foto’s van – hoe schrijnend ook – ondervoede kinderen.
Organisaties zijn al lang bezig om die omslag te maken, al gaat het langzaam. Dat is niet ‘met jezelf bezig zijn’; de betrokkenheid van individuele donateurs moet immers niet kleiner, maar groter – want bij een terugtredende overheid is dat de kurk waarop de ontwikkelingshulp drijft.
Als hulp fotogeniek moet zijn, dan moet je misschien maar leren om betere foto’s te maken. Daar is in meerdere opzichten een wereld te winnen.
Jaap Stronks is online-strateeg voor maatschappelijke organisaties en werkte onder meer voor Cordaid. www.jaapstronks.nl