Joris Luyendijk vertrekt binnenkort, als ik goed ben ingelicht, naar Engeland. Het verbaast me niet. Hij keek de laatste tijd steeds ongelukkiger uit zijn ogen. Zoals onlangs in De Balie, tussen Hans Laroes (straatjesschoonveger van het NOS Journaal) en Jack de Vries (sexy spindoctor van het CDA). Wie dacht dat Joris’ bestseller Het zijn net mensen een lekker begin van zijn journalistieke loopbaan zou zijn, is bedrogen uitgekomen. Alles wat hij aan ergernis, verbazing en pure frustratie in dat boek uitserveerde, bleef na de erkenning, de lof en het verkoopsucces volkomen intact.
Luyendijk gaat niet mee in de voorspelbare wereld van schrijven, schnabbelen, handen schudden en congresjes aan elkaar lullen. Ik keek er dan ook niet van op dat hij na een beperkt aantal vlieguren bij Met het oog op morgen afscheid nam als presentator. Leer mij Joris kennen! Ik zweer dat hij regelmatig, na een zoveelste uitzending, thuiskwam, in de spiegel keek (dat doen goede mensen altijd: die kijken regelmatig in de spiegel) en met lichte walging moest vaststellen dat hij een pratende bobo in Hilversum was geworden. Hij nam vervolgens, en dat siert hem ten zeerste, geen halve maatregelen: wégwezen!
Irritante vragen
Zijn emigratie naar Engeland zal zich in stilte voltrekken, ben ik bang. Wie gaat Joris missen? Zijn collega-presentatoren in Hilversum vonden hem maar een pretentieuze eikel, het journalistieke voetvolk meende maar al te vaak dat hij ‘open deuren in trapte’ en wat je de gevestigde politieke klasse zou kunnen noemen, zat niet bepaald te wachten op het soort transparantie dat Luyendijk nastreefde. Allemaal hebben ze zo hun redenen om de ‘spelbreker’ Luyendijk liever te zien gaan dan komen; van hen is geen ‘adieu’ of een beleefde uitzwaai op Schiphol te verwachten. Integendeel!
Zodra zijn vliegtuig is opgestegen, kan iedereen lekker weer overgaan tot de orde van de dag, want het nieuws rolt toch wel voort, sneller dan ooit zelfs: en zonder Joris in de buurt lopen zijn collega’s niet langer het gevaar dat er irritante vragen gesteld worden over hun journalistieke beroepspraktijk. En over waar ze überhaupt het lef vandaan halen om op al dat tekst- en beeldvoer voor die ingeblikte formatjes het stempel ‘journalistiek’ te drukken.
Waarheid
Ik kan het haast niet uit mijn strot duwen, maar Joris is, vrees ik, een al te levendig bewijs van de spreuk “gelijk hebben, is wat anders dan gelijk krijgen”. Behalve dat zijn ijzig kalme en vasthoudende optreden – met waarheidsvinding en het zoeken naar achterliggende mechanismen van de werkelijkheid als consequente focus – bij steeds meer mensen tegen de borst stuitte of zelfs blinde woede opriep (“dat mannetje weet altijd zo verdomde goed hoe het niet moet!”), is de meest ontnuchterende en verontrustende reden voor zijn ‘val’ dat zijn verhaal en benadering feitelijk té consistent waren voor de entertainmentwetten van krant, radio en televisie. De massamedia zijn niet bestand tegen een onveranderlijke waarheid; die willen na elk reclameblok het liefst een nieuwe.
Steeds vaker hoorde ik om me heen dat we zijn verhaal “nu wel kenden” en dat “zijn punt nu wel was gemaakt”. En, verdomme: afgaand op de mimiek van Luyendijk begon de gedachte dat wat hij verkondigde al eens eerder door hem was verkondigd ook hém te teisteren! Terwijl het misschien een idee zou zijn – ik zeg het maar even tussen neus en lippen door – om zijn kritiek ter harte te nemen en de media anders te gaan organiseren. “We hebben talloze journalisten die in tennis en in voetbal zijn gespecialiseerd, en die sport dagelijks tot in de kleinste details volgen,” zei Luyendijk afgelopen week in VPRO’s Tegenlicht. “Maar er is geen één journalist die permanent onze grootste multinational, Shell, in zijn doen en laten volgt. Geen één!”
Doodzonde
Het is een troost dat Nederland nog geesten ‘produceert’ als Joris Luyendijk. Het is doodzonde dat hij met zijn uitmuntende bijdragen aan talloze media en debatten, achter zijn rug om, steeds frequenter voor ‘gekkie’ of ‘fundi’ werd versleten. Ik wens je het állerbeste, Joris. En denk maar zo weinig mogelijk aan ons, de stekeblinde achterblijvers.
Hans van Willigenburg was in een voormalig leven docent ‘Journalistiek’ en presentator bij Radio Rijnmond. Hij schrijft nu boeken, geeft schrijftrainingen en probeert ook verder, voor zover mogelijk, in balans te blijven.