We houden niet van kinderen en seks. Het is het onderwerp waar het meest hysterisch op wordt gereageerd. Het gaat dan niet alleen om kindermisbruik op crèches. Ook de seksuele ontwikkeling van pubers wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Geil dansende tieners krijgen al snel het misprijzende label ‘vroegtijdige seksualisering’ opgeplakt. Is er eigenlijk een seksualiteit voor kinderen en jongeren die we wel moreel toelaatbaar vinden? Daarover gaat de scriptie van Lynne Wolbert. In Nederland is vrijwel iedereen het eens dat seksuele opvoeding van jongeren belangrijk is. We willen graag dat jongeren verantwoorde keuzes maken. Volgens Wolbert is dat een kwestie van moraal: het is geen automatische vanzelfsprekendheid. Ze nam de liberale seksuele ethiek als uitgangspunt.
Deze leer stelt dat seks alleen moreel toelaatbaar is als alle betrokken partijen “geldige instemming” hebben gegeven. Dat betekent dat iemand vrijwillig moet instemmen, op basis van de juiste informatie. Iemand kan alleen instemmen als hij competent genoeg is. De centrale vraag van de scriptie is daarom: “Wanneer heeft de jongere de competentie bereikt om verantwoorde beslissingen in het seksuele domein te nemen?”
De rechtspraak
Wolbert constateert een groot grijs gebied in de rechtspraak. Seks met jongeren (tussen de twaalf en zestien jaar) kan zowel strafbaar als niet strafbaar zijn, al naar gelang de context en de vermeende capaciteiten van dader en/of slachtoffer. Dit speelt vooral wanneer het leeftijdsverschil tussen dader en slachtoffer klein is. De rechter heeft veel ruimte om te bepalen in hoeverre zij competent zijn.
Wolbert bespreekt daarom een case om te zien hoe een rechter dat doet. Het gaat om een 25-jarige die ‘ontuchtige handelingen’ gepleegd bij een slachtoffer van dertien jaar oud. De verdachte is veroordeeld maar in hoger beroep gegaan omdat hij stelde dat het slachtoffer het initiatief had genomen. Zij was dus niet weerloos volgens hem. Hij verloor het hoger beroep: het Hof meende dat “jeugdigen tegen hun eigen nieuwsgierigheid en lusten” beschermd moeten worden. De redenatie daarachter is dat jeugdigen niet vrij kunnen beslissen, omdat hun wil ongewenst beïnvloed kan worden.
De geneeskunde
Handelingsbekwaamheid is een belangrijk begrip in het medische domein. Iemand wordt bijvoorbeeld gezien als competent wanneer hij (1) een keuze kan communiceren, (2) relevante informatie kan begrijpen,(3) de situatie en consequenties kan inschatten en (4) informatie rationeel kan beredeneren. Deze vermogens gelden ook bij seks. Als je zo laveloos bent dat je niet kunt communiceren dat je wilt seksen, ben je dus niet competent.
Goede medische beslissingen kunnen alleen genomen worden in de juiste context. Het is belangrijk dat er een vertrouwde sfeer is en dat er de tijd genomen wordt. In het seksueel domein ligt dit niet zo makkelijk. Vertrouwde mensen kunnen juist manipuleren en druk uitoefenen, zo schrijft Wolbert. Jongeren zijn voor een deel afhankelijk van ouders en andere opvoeders voor seksuele informatie. Op het moment van handelen zijn zij er echter niet bij. Bij seks is het ook moeilijk om een duidelijk beslissingsmoment te kiezen. Bovendien gaat alles vaak heel snel en er is geen eenduidig begin. Dit maakt seksuele competentie lastiger dan medische competentie.
Dom en oneerlijk
Wolbert concludeert dat leeftijdsgrenzen bij jongeren onvoldoende zijn om te bepalen of ze seksueel competent zijn. Competentie is immers niet het gevolg van leeftijd, hoewel competentie wel toeneemt met het stijgen van de leeftijd. Competentie moet je omschrijven. Het gaat om de bovengenoemde vier componenten, aangevuld met een vijfde: voor seksuele competentie moet iemand ook in staat zijn het seksuele domein als zodanig in te kunnen schatten. Als je onvoldoende beseft wat seks en seksualiteit zijn, heb je geen recht op seksuele zelfbeschikking, zo stelt Wolbert.
De scriptie van Wolbert wijst ons op het belang van nadenken over de seksualiteit van jongeren. In discussies over zaken als breezersletjes en bangalijsten wordt zulke bezinning al snel overboord gegooid. Mensen wijzen dan de seksualiteit van jongeren af op basis van vage formuleringen over fatsoen. Ze gaan daarbij vaak uit van mogelijke schade voor de jongere. Omdat de (angst voor) schade groot is, wordt dan het recht op seksuele zelfbeschikking voor de zekerheid maar afgepakt. Dat is niet eerlijk, schrijft Wolbert terecht. Niet alleen niet eerlijk, maar ook dom. Hoe moet het wel? Wolbert doet een aanbeveling:
“Kinderen moeten daarom goed voorbereid worden op [seksuele] beslissingen, zowel cognitief als moreel. Je kan niet één morele theorie centraal stellen in de seksuele voorlichting op scholen, omdat de verschillende morele opvattingen van verschillende mensen gerespecteerd moet worden. Maar als je kinderen leert verantwoorde keuzes maken, waarbij ´verantwoord´ een reflectie is van hun eigen, private morele theorie vang je alle vijf vliegen van competentie in één klap” (p. 33).
Wolbert deed de master Opvoedingsfilosofie aan de VU. Zij stuurde me haar scriptie toe in reactie op mijn column van vorige week over de betekenis van blote meisjes. De scriptie staat niet online maar is op aanvraag beschikbaar.