‘Ik neem nooit zomaar jongens mee naar huis,’ lispelde Nelleke, ‘maar jij bent zo’n lekkertje!’
Joost glimlachte ongemakkelijk. Zijn horloge wees vijf uur ‘s nachts aan.
‘Li la lekkertje’, zong Nelleke, terwijl ze zich achterover op de keukentafel liet zakken, ‘Laat maar eens zien wat je in huis hebt!’, en ze kronkelde wellustig heen en weer.
Joost rommelde ondertussen wat in de keukenlaatjes.
‘Wat zoek je?’ vroeg Nelleke met dubbele tong.
‘Een dunschiller’, zei Joost.
‘Ha ha!’ lachte Nelleke, ‘Ben jij soms van plan mij levend te villen en mijn huid als een pak te dragen?’
Dat was Joost inderdaad.