Het ongeluk met de hogesnelheidstrein in het Spaanse Santiago de Compostela heeft aan zeker 77 mensen het leven gekost. Meer dan 130 mensen raakten gewond, van wie er 20 slecht aan toe zijn.
Woordvoerders van de regio Galicië hebben dat donderdagochtend bekendgemaakt.
Omdat er nog mensen onder de wrakstukken van de trein liggen, wordt niet uitgesloten dat het dodental nog oploopt. Er zijn voor zover bekend geen Nederlanders bij de ramp betrokken.
De trein ontspoorde woensdagavond om 20.41 uur in een bocht. De oorzaak daarvan wordt onderzocht maar een regeringsfunctionaris van de regio zei dat de trein veel te hard reed: 220 kilometer terwijl 80 kilometer was toegestaan.
De overheid en het spoorwegbedrijf hebben geen verklaring gegeven voor de snelheid.
De trein met daarin meer dan 200 passagiers was onderweg van Madrid naar Ferrol. Het ongeluk gebeurde in een buitenwijk van de stad in het noordwesten van Spanje, enkele kilometers van het station vandaan.
Santiago de Compostela staat bekend als pelgrimsoord.
De ravage en chaos was groot. Alle wagons zijn ontspoord, zeker één treinstel brak doormidden en delen liggen half op elkaar.
Na de klap kwamen vlammen uit een van de treinstellen. Reddingswerkers en overlevenden van de ramp trokken lichamen naar buiten door gebroken ramen en probeerden deuren open te breken.
73 mensen overleden op de plek des onheils; vier mensen stierven later in het ziekenhuis.
De Spaanse premier Mariano Rajoy zal donderdag de plek des onheils bezoeken. Rajoy is zelf geboren in het pelgrimsoord. “Ik kan alleen maar mijn diepste medeleven betuigen, als Spanjaard en als Galiciër”, zei hij donderdag.
In Compostela zou donderdag, net als in de rest van Spanje, een feestdag zijn ter ere van Sint Jacob, apostel en de beschermheilige van de stad.
Volgens het bureau voor toerisme zijn alle festiviteiten in het pelgrimsoord afgelast. Het evenement trekt elk jaar duizenden mensen vanuit de hele wereld.
Hotels in het stadje hebben hun kamers opengesteld voor familieleden van slachtoffers. Veel mensen hebben zich bij de ziekenhuizen gemeld om bloed te geven, dat nodig is voor de behandeling van gewonden.
Anp