Wat voorafging:
Sjoerd en Simon zijn bevrijd uit hun netelige situatie op de berg. Na afloop van het hachelijke avontuur, omhelsde Jenna Simon als haar held.
De zichtbare helft van de maan glinsterde in het zweet op haar rug. We waren een uur geleden het massief van de Luberon ingetrokken. Vanaf de camping slingerde zich een onverharde weg het gebergte in en liep na een kwartier dood in een hellend terrein vol steengruis en verdroogde struikjes. Hier waren we rechtsaf een bergpad opgegaan en nu lagen we, ongeveer driehonderd meter boven de camping, in een beschut grasveldje tussen de rotsen, met een weergaloos uitzicht over het maanverlichte dal.
We waren nat, van transpiratie, van speeksel, van alles wat met seks te maken heeft. Jenna steunde met haar hoofd op beide handen, turend over de rand naar de verschillende vuurtjes op de camping. Ik bestudeerde haar gezicht, terwijl ik de holte van haar rug, haar billen en de achterkant van haar dijen streelde.
‘We gaan morgen al weg, weet je. Panda wil nog graag naar Chamonix. Ze heeft nog een week op haar visum voor Europa. Ik wil niet weg, Simon. Ik wil bij je blijven.’
Ze was even stil. Krekels. Duizenden krekels, en het trage draaien van de Grote Beer rondom de Poolster. In niets anders kun je zo duidelijk het onverbiddelijke verstrijken van de tijd zien. Onbarmhartig op weg naar een nieuwe morgen, die wat mij betreft nog heel lang op zich mocht laten wachten. Morgen zou vanzelf worden opgeslokt door overmorgen, en overmorgen weer door over-overmorgen, en zo maar door, tot de dag dat ook Sjoerd en ik ons kampje zouden opbreken, een dikke duizend kilometer in de auto zouden meebrullen met rock en grungemuziek, tot ik in Amsterdam tenslotte Rebecca weer zou zien.
Jenna had zich omgedraaid. Ze lag op haar rug naar me te kijken hoe ik twee plastic mokken wijn inschonk. Ik veegde het haar uit haar gezicht bijeen over haar schouder en terwijl ze dronk van de wijn volgde ik nauwgezet iedere beweging, in een ultieme poging niets van haar te missen, om haar spectaculaire naaktheid millimeter voor millimeter op te slaan, in verstild 3D, omdat het straks alles zou zijn wat ik nog van haar had.
‘Ik wil niet weg’, herhaalde ze. ‘Vanmiddag, bij de rotsen, was ik heel erg bang dat het mis zou gaan, dat je te pletter zou vallen.’
Er liep een traan over haar wang. ‘Ik kreeg geen lucht meer’, vervolgde ze. ‘Mijn keel zat dicht en ik kon niets, alleen maar als versteend staan en kijken. Maar daardoor weet ik nu wel dat ik je niet meer kwijt wil. Is dat raar om te zeggen?’
Ik schudde van nee en streek de rug van mijn hand langs haar kin om de traan op te vangen. ‘Niet raar, maar misschien wel wat vroeg. We kennen elkaar pas twee dagen.’ Ik proefde de druppel op mijn tong.
‘Ja, maar het zou net zo goed twee jaar kunnen zijn. Ik voel me goed bij jou. Beter dan ooit. Ook al is het misschien niet voor eeuwig. Het is nooit voor eeuwig, want uiteindelijk gaat alles een keer stuk, maar ook al is het dan maar tijdelijk, ik wéét gewoon dat wij het heel leuk met elkaar kunnen hebben. Dat moeten we morgenochtend niet weggooien.’
Een tweede traan. Ze wendde haar gezicht af, ik trok haar naar me toe, met haar rug tegen me aan en hield haar stevig vast. Ze huilde geluidloos, ik kuste haar oor en haar schouder. Ik hoefde haar niet te kwetsen met een verhaal over Rebecca. Misschien kon ik volstaan met een obligate tekst over de dramatiek van vakantieliefdes, de goddelijke hevigheid ervan, die een rechtstreeks gevolg is van de tijdelijkheid, het onvermijdelijke afscheid en het euforische gevoel van vrijheid dat gepaard gaat met vakantie, dat zelfs volledig toerekeningsvatbare mensen ertoe kan brengen elke dag kokosbrood te kopen bij de lokale kruidenier. Maar dat zei ik allemaal niet.
‘Natuurlijk niet’, fluisterde ik in plaats daarvan in haar oor. ‘We gooien niks weg. Du, Jenna, komm, niks aan de hand. Morgen trekken jullie verder. We zien elkaar even niet, maar dat is maar tijdelijk. Ik kom je opzoeken, zodra ik terug ben van vakantie. Hé, meiske! Kom eens hier.’ Haar gezicht glom van de tranen, maar ze lachte, opgelucht. Jenna perste haar lippen op de mijne, met haar tong op zoek naar houvast, en de vergeefse intentie om nooit meer los te laten.
Tim Notten werkt aan een boek en blogt onder meer op zijn site www.bezijdendewaarheid.nl. Hij is te volgen op Facebook en op Twitter. Voor ThePostOnline schrijft hij de zomerfeuilleton.