Jippie, de introductiedagen van de universiteiten staan weer voor de deur. Meer dan 3500 aankomend studenten die de stad Utrecht overspoelen, pukkelige tieners, vers van de middelbare school, die zich een paar dagen achtereen kapot zuipen en feesten. In het kader van kennismaking met de nieuwe opleiding en woonplaats.
Utrecht zal niet de enige stad zijn, qua overlastbezorgende jongeren met een slok te veel op en een uitgelatenheid die hen ongekend is, nu ze voor het eerst in hun leven onder moeders vleugels vandaan kruipen om zich te ontwikkelen tot de zelfstandige entiteiten die ze moeten worden. Maar vooralsnog geen bijzondere ontwikkeling. Eerst moet er gefeest worden, het studietijdperk ingeluid met drank, seks, muziek en dans en misschien iets cultureel-diepzinnigs in het kader van ‘iets opsteken’. Staat ook wel netjes, dat je je ouders foto’s kunt instagrammen van een zaal vol jonge mensen, aandachtig luisterend naar de oratie van één of ander rector magnificus die een welkomstspeech geeft, om vervolgens drie uur lang de geschiedenis van de universiteit uiteen te zetten.
Nou ja, ieder z’n meug. Ik ben wat dat betreft niet heel studentikoos, denk ik. Ik ben allergisch voor grote groepen mensen die allemaal hetzelfde doen, of wanneer het de schijn heeft daarvan. Om die reden is voetbal niet aan mij besteed, enige warme gevoelens voor het koningshuis zijn mij vreemd (maar dat heeft niet alleen met anti-groepsgevoel te maken) en nationalisme verafschuw ik. Meegaan met de massa vind ik eng en tegelijkertijd ook niet boeiend. Want er komen geen interessante meningen uit voort, geen recalcitrante stellingnamen of schoppen tegen heilige huisjes.
Universiteiten leiden dan ook al heel lang geen werkelijk zelfstandige entiteiten meer op, ben ik bang. Als ze het al ooit gedaan hebben. Iedere universiteit, middelbare school en het elementaire onderwijs doceert een bepaald aantal vakken, en dat is doordrenkt met de manier waarop wij naar de maatschappij kijken, het sluit aan bij de gangbare visie op het leven, op bestuur en religie en op de politiek vanuit de maatschappij waaruit dat onderwijs voortkomt.
‘Word een modelburger, krijg een goeie baan, vind een partner. Trouw, krijg kinderen, koop een huis, consumeer, betaal belasting, en houd verder vooral je bek.’ Misschien niet geuit in zoveel woorden, kan ik me toch niet aan de indruk onttrekken dat een soort neoliberaal denken, in combinatie met een flinke portie burgerlijkheid, kinderen van jongs af aan wordt ingepompt. Dat mag, het is ook onvermijdelijk want het is de wereld waarin je leeft. Maar dat betekent niet dat je er geen vraagtekens bij kunt stellen, is het juist wat we elkaar aanleren, onze manier van leven, wat Nederland bijdraagt aan de wereld? Gelukkig is er de vrijheid om dat aan de kaak te stellen.
Goed, dat gezegd hebbende moet ik wel opbiechten dat ik als columnist voor een studentenblad enkele columns zal voorlezen tijdens de introductiedagen van mijn eigen universiteit. Ik ben dus onderdeel van die introductiedagen, maar in plaats van jeugdige toehoorder ben ik nu zelf degene die z’n visie mag proberen over te dragen aan de menigte. Ik, een ielig mensje die probeert een tegengeluid te laten horen terwijl ik weet dat het al overstemd is voordat ik m’n columns voorlees. Hoewel een druppel op een gloeiende plaat, zo’n positie bevalt me een stuk beter.