Sinds de massa-aanrandingen in Keulen is er een terechte discussie losgebarsten over het gebrek aan emancipatie en respect voor vrouwen bij veel mannen van niet-westerse, Arabische dan wel islamitische afkomst. Tijd om feminisme een nieuw leven in te blazen. Feminist Jessica Valenti doet een voorzet.
“Academic feminism isn’t for me. I like activism,” zo schrijft de Amerikaanse Jessica Valenti (1978) in haar boek Full Frontal Feminism. Valenti heeft een MA-titel in Women’s and Gender Studies. Valenti is journalist, blogger en schrijver en een bevlogen feminist. Valenti had van 2004 tot 2011 het (nog steeds bestaande) blog Feministing. Hoewel ik als universitair docent werk, voel ik sympathie voor Valenti’s statement: veel van het academische landschap is dor en wars van activisme. Een gevolg van de antipathie jegens activisme is dat de universitaire wereld eerder bijdraagt aan het in stand houden van problemen, van seksisme, carnisme en neoliberalisme, dan dat het bijdraagt aan oplossingen.
Ik probeer activisme en academisme te combineren, zoals Peter Singer, A.C. Grayling, Martha Nussbaum en Gary Francione dat ook proberen. Maar mijn hart ligt bij activisme, niet bij de theorie. Het gaat erom een betere wereld met minder leed en meer geluk, en met minder onderdrukking en meer vrijheid te bewerkstelligen. Het gaat erom slachtoffers te helpen en slachtofferschap te voorkomen. Theorie is daarbij secundair. Een hulpmiddel. De universiteit biedt mijn inziens een mogelijkheid om bij te dragen aan een betere wereld, door gelijkheid en mensenrechten, kritisch denken en rechtvaardigheid te propageren. Door een morele voorhoede te zijn. Door te zoeken naar oplossingen voor onrechtbestrijding en sociaaleconomische ontwikkeling.
Ik probeer mijn studenten kritisch te laten denken. Daardoor probeer ik hen met argumenten te overtuigen van de noodzaak van feminisme. En atheïsme, secularisme, liberalisme, vrijdenken, humanisme en veganisme – zoals ik heb uiteengezet in mijn boek Beter weten. Filosofie van het ecohumanisme. Valenti beargumenteert haar afkeur van Academia met het argument dat academische theorieën (op het gebied van women’s studies) voor leken ondoorgrondelijk waren: “When I started to come home from grad school with ideas and theories that I couldn’t talk to her [mother] about, academic feminism ceased to be truly useful for me. I think feminism should be accessible to everybody, no matter what your education level.” (p. 182) En zo denk ik ook over (een groot deel van) filosofie.
Bij het lezen van Full Frontal Feminism (2014) van Jessica Valenti moest ik geregeld mezelf bij de les houden: dit boek gaat over Amerika anno nu! Dit is de vrije wereld. De wereld waarin de vrijheid van het individu centraal staat, of zou moeten staan. De misstanden in de Verenigde Staten qua vrouwonvriendelijkheid en vrouwenonderdrukking zijn schrijnend: “We still live in a country where more than 600,000 adult women (that number increases when you count those under eighteen) were raped in 2010, and where blaming women for someone assaulting them is still the norm.” (p. 63) Er is een vernis van (gedeeltelijke) juridische en sociale gelijkheid, maar daaronder zit het hardnekkige virus van misogynie, aangewakkerd door al dan niet religieus conservatisme.
Valenti wil met haar vurig pleidooi, geschreven in een informele ruige blogstijl, jonge vrouwen aansporen zich feminist te noemen en zich in te zetten voor feminisme. Valenti’s boek is een poging tot empowerment van jonge Amerikaanse vrouwen om zich te verzetten tegen het seksisme en de ongelijkheid in de samenleving. Valenti citeert de definitie van feminisme uit de The American Heritage Dictionary: 1) Belief in the social, political, and economic equality of the sexes, 2) the movement organized around this belief. (p. 14). Wat er mist in deze definitie is de morele gelijkwaardigheid van de seksen. Wanneer de morele gelijkwaardigheid van man en vrouw niet wordt erkend, zoals in het jodendom, islam en het hindoeïsme, leidt dat tot sociale, politieke en economische ongelijkheid.
Valenti schrijft niet alleen waar zij tégen is, maar ook waar zij vóór is. Het gaat haar om zo goed mogelijke ontplooiingsmogelijkheden voor vrouwen, inclusief seksuele ontplooiing. Zij sluit aan bij de seksuele revolutie: zij pleit voor seksuele autonomie van de vrouw en voor het genieten van seks: “feminism wants you to have fun. Sex isn’t just about having babies after all, despite what young women are being thought.” (p. 31) Valenti meent terecht dat het seksuele leven van vrouwen een privézaak van vrouwen is. Het is niet aan anderen om daar een oordeel over te vellen. Of zoals op een sticker stond die Valenti van een feministe kreeg: I fuck to come, not to conceive.
Valenti wijst op de dubbele morele standaard tussen mannen en vrouwen: voor een man is het stoer om met veel vrouwen seks te hebben; een vrouw die hetzelfde doet wordt uitgemaakt voor slet. Masturbatie voor vrouwen is nog steeds niet genormaliseerd. In sommige Amerikaanse staten zijn dildo’s en vibrators verboden. In 1994 sprak de Surgeon General Joycelyn Elders zich positief it over masturbatie: ‘[it] is part of human sexuality, and it’s part of something that perhaps should be taught – perhaps even as part of our seks ed curriculum.’ (p. 39). Elders was gedwongen om af te treden.
Die dubbele moraal gaat ook over het verschil in opvoeding tussen jongens en meisjes: dat jongens niet moeten huilen, dat ze stoer moeten zijn en sterk en zelfs gewelddadig. Er wordt een mannelijk ideaal gepropageerd dat zoveel mogelijk het tegenovergestelde is van vrouwelijk. Jongens en mannen worden uitgelachen als ze zich zogenaamd vrouwelijk gedragen. De tranen die President Obama en plein publique plengde in zijn oproep tot een (zeer beperkte) indamming van de wapenverkoop na de zoveelste dodelijke schietpartij in de Verenigde Staten zijn daarom ook belangrijk: een man, en nog wel de president van de Verenigde Staten, toont zijn emoties en huilt voor de camera’s.
Valenti introduceert de term rape illiteracy om aan te geven hoe weinig mensen (mannen) weten en snappen van verkrachting. Dat betekent dat voorlichting en morele reflectie op seksualiteit en omgangsvormen noodzakelijk is.
Valenti heeft een interessante feministische kritiek op het huwelijk. Ten eerste de gewoonte dat de vader van de bruid zijn dochter ‘weggeeft’ aan de bruidegom. Ten tweede het idee dat een bruiloft ‘de mooiste dag’ in je leven is, met name van de vrouw. Ten derde, het idee of de conventie dat vrouwen (zogenaamd) als maagd het huwelijk in gaan. Ten vierde, de conventie van vrouwen om de naam van de man aan te nemen. “It epitomizes the idea that you are not your own person” (p. 151). Ten vijfde, de steeds toenemende commercialisering van het bruiloftsfeest. Ten zesde, zolang het instituut van het huwelijk niet voor iedereen open is, zoals homo’s en lesbo’s, is het een discriminerend instituut. Desalniettemin is Valenti getrouwd, op een onconventionele manier. Zelf ben ik ook op onconventionele wijze getrouwd, op een maandagochtend, met alleen twee getuigen. Mijn partner is niet van naam veranderd. De kinderen hebben de naam van de moeder. Geen ringen. Geen feest. Onze ouders kwamen er pas jaren later achter.
We moeten stoppen met het bejubelen van de schoonheid van vrouwen. “We should tell girls the truth: ‘Beautiful’ is bullshit, a standard created to make women into good consumers, too busy wallowing in self-loathing to notice that we’re second –class citizens.” (p. 204) Wij, mannen en vrouwen, moeten ons zien te bevrijden van het smalle (en malle) schoonheidsideaal dat de media ons opdringen. Valenti betoogt wat een waanzin het is dat bijna alle vrouwen van jongs af aan het diëten zijn, of ze nu dik of dun zijn. Dat er cosmetische chirurgie is met borstimplantaten, faceliften, neus-‘correcties’ en, het bizarste van allemaal, designer vagina’s waarbij vrouwen hun vagina’s laten modelleren tot een soort eenvormige meisjesvagina.
Valenti is geen tuinbroek-feminist, maar ze heeft ook niks tegen tuinbroek-feminisme. Ze zegt dat als ze hoge hakken wil dragen of zich op wil maken, ze dat doet omdat ze het zelf wil, wetende dat ze zich daarmee conformeert aan het (mannelijke) vrouwelijke schoonheidsideaal. Het gaat haar erom dat het een individuele keuze is. Tegen cosmetische chirurgie verzet zij zich hevig. Ze benadrukt dat er tussen mensen nu eenmaal veel verschillen zijn en dat het smalle schoonheidsideaal van vrouwen een eenheidsworst maakt.
Een vreemde tegenbeweging in de Verenigde Staten is de nieuwe maagdelijkheidscultus en extreme (vrouwelijke) kuisheid in christelijke kringen waarbij jonge meisjes aan hun vader beloven geen seks te hebben voor het huwelijk. Er zijn zelfs maagdelijkheidsbals en maagdelijkheidsringen. Valenti heeft over dit onderwerp een monografie geschreven: The Purity Myth (2009). In het land van de vrijheid is de seksuele vrijheid van vrouwen in orthodox christelijke kringen zeer beperkt, zoals uiteengezet in Kingdom Coming: The Rise of Christian Nationalism (2007) van Michelle Goldberg. Hier is duidelijk de botsing te zien tussen twee opvattingen over vrijheid: prevaleert de vrijheid van de groep (in dit geval het gezin) boven de vrijheid van het individu (de dochter)? De overheid kiest voor de vrijheid van de groep onder het mom van vrijheid, maar daarmee tolereert de overheid juist intolerantie en onvrijheid. Het is hoogste tijd dat mensen (intellectuelen voorop) zich uitspreken tegen intolerantie binnen groepen en voor autonomie van het individu.
Valenti spreekt zich vooral uit over waar zij tegen is en waar zij voor is, maar ze laat zich zeer weinig uit over de obstakels voor die onvrijheid. Het enige obstakel dat zij noemt is het door de massamedia gepropageerde consumentistische schoonheidsideaal. Zij zwijgt over de negatieve invloed van religie.
Hoewel Valenti zich afkeert van academisme, wijdt zij toch een hoofdstuk aan een academisch concept, namelijk intersectionisme, dat wil zeggen dat discriminatie zich kan opstapelen (een intersectie van soorten discriminatie): een zwarte vrouw is daar een voorbeeld van: racisme en seksisme. Valenti kaart dit aan omdat het feministische landschap grotendeels gedomineerd werd en nog steeds wordt door oudere blanke vrouwen uit de hogere middenklasse.
Het is daarom dat Valenti zich in de titel expliciet richt op jonge vrouwen. Zij verwijt collega-feministen, en vooral de 19de eeuwse suffragettes, van racisme, of een gebrek aan belangstelling voor de problemen van niet-blanke vrouwen. Suffragette Susan B. Anthony, een held van de vrouwenbeweging was expliciet racistisch. En Betty Friedan richtte zich in haar feministische klassieker The Feminine Mystique (1963) op de besognes van blanke vrouwen die de hele dag thuis zich zaten te vervelen, in plaats van te werken of zich anderszins te ontplooien, terwijl veel niet-blanke vrouwen genoodzaakt waren om te werken, in laag betaalde banen.
Toch overtuigt Valenti niet in haar behandeling van dit onderwerp om duidelijk te maken dat, mijns inziens, feminisme deel uit maakt van een strijd tegen onderdrukking en voor individuele autonomie en dat het onlogisch is om je wel voor de ene vorm van onderdrukking uit te spreken, maar niet tegen de ander. Valenti toont wel de inconsequentie aan de de NOW (National Organization of Women) om zich niet uit te spreken voor het homohuwelijk. NOW deed dat niet uit angst een deel van haar achterban te verliezen. Maar nergens in haar boek (of in haar andere werk) lijkt Valenti zich ervan bewust dat feminisme en deel is van een groter logisch consistent ideologisch raamwerk tegen alle vormen van onderdrukking.
Nergens spreekt zij zich uit over carnisme, over de ideologie die het eten en doden van dieren volkomen normaal vindt, terwijl seksisme en carnisme volledig gelijke onderdrukkings-ideologieën zijn, waarin bij beide mannen de boventoon voeren. Nog vreemder is dit omdat feminist Carol Adams in haar klassieker The Sexual Politics of Meat (1990) al op gewezen heeft. Een andere blinde vlek van Valenti is het nationalisme: ze focust zich vooral op (blanke hoogopgeleide jonge) Amerikaanse vrouwen. Er mist een kosmopolitische dimensie in haar feminisme.
Natuurlijk, er is genoeg werk aan de winkel in Amerika, maar de wereld is groter dan Amerika (al is dat voor veel Amerikanen wellicht moeilijk te bevatten). Het boek De tweede helft van Assita Kanko is een voorbeeld van kosmopolitisch feminisme waarbij oog is voor mondiale problemen. Een derde blinde vlek is het ecofeminisme zoals dat bij Vandana Shiva wordt uiteengezet: de uitbuiting van de natuur die vooral door mannen wordt geïnitieerd. Het feminisme van Valenti is vooral gericht op de (potentiële) slachtoffers zelf en minder op een grotere categorie slachtoffers
Valenti maakt zich hard voor het recht op abortus, eerlijke seksuele voorlichting op scholen, het niet tolereren van publiek seksisme (mannen aanspreken op hun foute opmerkingen en grappen), voor het homohuwelijk, voor gelijke participatie van vrouwen in de politiek en voor seksuele ontplooiing van vrouwen, tegen verkrachting en tegen het goed praten daarvan, tegen geweld tegen vrouwen. Kortom: autonomie voor vrouwen. “[…] once you go feminist, it’s hard to look at the world in the same way – and that does affect your whole life.” (p. 245). Valenti eindigt haar boek met praktische tips over hoe een full frontal feminist te zijn. Ze sluit daarbij aan bij suffragette Emmeline Pankhursts motto: Not words, but deeds! De adviezen gaan over zelfontplooiing (Have orgasms. By any means necessary.), maatschappijkritiek (Call people out on their crap.) tot beleidsverandering (lobbyen voor pro abortus wetgeving en anti-conceptiva voorlichting). Ik licht een van de adviezen van Valenti eruit: “Don’t stay with a person who hits you, emotionally abuses you, or threatens you in any way.” (p. 248)
In veel culturen over de hele wereld worden vrouwen door hun man geslagen en mishandeld. Neem als voorbeeld de boektitel van het verslag van journalist Joris Luyendijk van zijn verblijf in Egypte Een goede man slaat soms zijn vrouw (2007). En Rob Vreeken merkt op over moslimculturen: “Echtgenotes slaan leek soms net zo bij het leven te horen als ontbijten en televisie kijken.” (Vreeken, p. 9) Valenti besteedt er geen aandacht aan dat het voor veel/de meeste vrouwen moeilijk dan wel onmogelijk is om aan deze ellende te ontsnappen vanwege de dreiging met geweld (‘eerwraak’) en economische afhankelijkheid.
Helaas is de doelgroep van vrouwen die praktisch iets heeft aan het boek van Valenti beperkt. Vrouwen die opgesloten zitten in hun cultuur kunnen geen kant uit. Een netwerk van blijf-van-mijn-lijf huizen is daarvoor noodzakelijk. Ook daar rept Valenti niet over. Dat geldt ook voor vrouwen in de Verenigde Staten die door hun man mishandeld worden. Er is heel veel leed, er is heel veel werk aan de winkel. Begin bij jezelf, spreek je uit als feminist: “Call yourself a feminist loud and proud.” Feminisme gaat over een wereldwijde mentaliteitsverandering waarbij de vrijheid van individuen om zich naar eigen goeddunken te ontplooien gerespecteerd wordt en beschermd en gefaciliteerd wordt door de overheid.