Als ik vandaag of morgen een wedstrijd met Barcelona over het beeldscherm zie rollen, zap ik meteen weg. Ik weet wat ik doe. Want ik heb nog niet zo lang geleden een paar wedstrijden van Barca wél braaf uitgezeten en telkens kreeg ik daar jeukende pukkels van op mijn huid. Waarom? Heel simpel. Barca beschouwt een voetbalveld niet als een jachtterrein, maar als een biljartlaken. Het basisidee van Barcelona-voetbal is ook heel tegennatuurlijk: de diepste drijfveer van hun spel is om geen tegenstander tegen te komen. De bal wordt net zo lang naar elkaar rond gespeeld totdat Messi kan aanleggen of een slalomsolo beginnen, waarna er kort daarna meestal iets te juichen valt. Ik schrijf het misschien wat droogjes op.
Maar het is precies zoals ik het kijken naar Barcelona ervaar: ten diepste voorspelbaar en saai. Voeg daarbij het vreemde dédain voor de opponent bij (‘wij willen jullie niet zien, alleen omspelen’) en de slaafse bediening van hun megaster, Lionel Messi (alle-ballen-inleveren-bij-de-kapitein), en je hebt het recept voor een voetbalhatend voetbalelftal al zowat rond.
De filosofie van Barca is op zichzelf dus al voetbalvijandig, maar helemaal ongenietbaar wordt het wanneer de tegenstander zich niet willoos naar de slachtbank wil laten leiden. Dan zegt Barca: ‘Jammer. Geen keus. Jullie wacht de slachtbank! En zo niet, dan gaan wij een potje acteren zodat het lijkt alsof jullie óns aan het slachten zijn.’ Welke voetballiefhebber kan niet meepraten over de spelbedervende val- en kreunpartijen van Dani Alves, Sergio Busquets en de erkende huilebalk Pedro? Draai hun gekerm af in slow motion en je hebt een serieus argument in handen hen voor te dragen voor de Oscar ‘Beste Acteerprestatie In Een Voetbalstadion’. En dan hebben we al het walgelijke rond Barcelona nog lang niet gehad. Want de schoften hebben het veld in hun stadion, Camp Nou, tot de maximale afmetingen opgerekt, zodat ze eigenlijk een andere sport creëren (vliegveldenvoetbal? parkeerterreinenvoetbal?) en tegenstanders bijna automatisch verzuipen te midden van het eindeloze getik. Minstens zo erg: ook scheidsrechters werken mee aan Barca’s theekransjes. Via een vreemde, psychologische kronkel willen zij geen spelbreker zijn in de breipatronen van de dreumesen. Zodoende krijgt elke opponent die een been durft uit te steken binnen de kortste keren geel of rood. Misschien denken de mannen in het zwart dat ze met heuse liefdadigheid bezig zijn door Barca te helpen, al leg je honderd keer aan ze uit dat niet langer ‘Unicef’ hun shirtsponsor is maar het toch heel wat minder sympathiek klinkende ‘Qatar Foundation’. Het helpt geen zak. De carrière van bijna elke scheidsrechter loopt via het bevoordelen van de ‘balkunstenaars’ van Barcelona.
Als je dit allemaal zo opsomt – en dan heb ik het even respectloze als onverstaanbare gebrabbel van kapitein Messi tijdens persconferenties nog sportief buiten beschouwing gelaten – is het een wonder dat Barca nog steeds op zo’n goede pers mag rekenen. Kennelijk verkeert het merendeel der voetbaljournalisten in de veronderstelling dat het voetbal van Barcelona is ‘zoals het zijn moet’. Het wordt eindeloos bezongen, bejubeld en bewierookt. Terwijl het in de grond natuurlijk armoe troef is dat wanneer kapitein Messi eens met een pijntje op de bank zit meteen de hele machinerie van dit ‘magische elftal’ in elkaar klapt. Miljoenen kijkers worden dan veroordeeld negentig minuten lang naar breedtepasses te kijken, die in verband met het ontbrekende eindstation tot niets anders leiden dan weer nieuwe breedtepasses. Gááááááp! Bovendien kun je Barcelona indirect verantwoordelijk houden voor alle imitaties van hun slaapverwekkende speelwijze, zoals bijvoorbeeld bij Ajax, waar trainer Frank de Boer droomt van een soort Barca-light en de patroontjes net zo lang blijft instuderen tot driekwart van de Arena van doffe ellende zit te Wordfeuden op de smartphone.
Nee, het is écht hopen dat Real Madrid de teugels dit seizoen weer in handen neemt en nationaal en internationaal laat zien wat voetbal aantrekkelijk maakt – tempowisselingen, afstandschoten, schouderduwen, counters, tackles, en ja: mislukkende combinaties – zodat de herinnering aan het eeuwige gebrei van Barcelona zo snel mogelijk uit onze geheugens wordt gewist.
Dat de homogemeenschap zich recentelijk laat horen en haar plek opeist in de professionele voetbalsport, prima, maar dat is iets heel anders dan wat Barcelona doet: de sport zèlf zodanig willen castreren van zijn fysieke en verrassende componenten, dat we op den duur naar hogere wiskunde zitten te kijken in plaats van een felle strijd, waarbij spelers mentaal en fysiek tot aan hun grenzen reiken. Kortom: elke nederlaag van Barcelona is een overwinning voor het voetbal.
Dames en heren, óp een nieuw en enerverend seizoen. Zonder misplaatste Barcelona-verering. Próóst!
Hans van Willigenburg (1963) is een hartstochtelijk Feyenoord- en Internazionale-supporter. Bij de halve finale Champions League-zege van José Mourinho en zijn ‘Nerazzuri’ op Barcelona, in 2010, maakte hij vreugdedansjes die volgens zijn fysiotherapeut niet voor herhaling vatbaar zijn.