De laatste wedstrijd van het seizoen speelden wij thuis, en wij konden kampioen worden. ‘Wij’, dat zijn de E’tjes van VV Meerburg Zoeterwoude, waar mijn zoon voetbalt. Kampioen worden betekent gratis friet in de kantine en een hoop aanzien. We moesten spelen tegen de hekkensluiter, een team uit Alphen aan de Rijn. “We maken ze af!” zei ons drie turven hoge keepertje in de kleedkamer.
Ik vond die woorden slecht gekozen, maar jochies van negen kiezen hun woorden niet echt, keepertjes al helemaal niet.
Er speelde een Chineesje mee bij Alphen, klein en watervlug. Als-ie de bal had keken zijn teamgenoten bewonderend toe, alsof hij op televisie was. Zijn vrije kürs eindigden meestal bij onze boomlange libero. “Als alle Chinezen zouden gaan voetballen dan hadden wij een probleem” zei een nerveuze voetbalvader naast mij. Ik dacht: als alle Chinezen een restaurant zouden openen hadden wij pas een probleem. Ik zie het probleem van voetballende Chinezen niet zo, zeker niet zolang wij nog over voldoende boomlange libero’s beschikken. De bevrijdende treffer viel, wij juichten. Vlak daarna werd het twee-nul, drie-nul, het ging ineens rap. Het Chineesje begon te sloffen.
“Wist je dat er honderd miljoen Chinezen zijn met depressieve klachten?” vroeg dezelfde voetbalvader, ditmaal opvallend opgeruimd. Ik zei dat ik dat niet wist, ik dacht: nu gaat hij zeggen “als die allemaal automatische wapens thuis zouden hebben, dan hadden we een probleem.” Hij zei het niet. Ik ook niet. Deze wedstrijd leek mij een gevalletje Don’t mention the Ridderhof, maar ik was kennelijk de enige die dat zo voelde.
Het werd 12-1 voor ons. Alphen aan de Rijn droop af, ze wilden niet eens meer penalty’s nemen. “Twaalf! Wat een slachtpartij!” riep de voetbalvader. Daarna wandelde hij naar zijn zoon en omhelsde hem.
Dit artikel verscheen eerder op Torpedomagazine.nl.