Het is begin augustus en ik doe mijn belastingaangifte. Dat is te laat, zoals ieder jaar, maar zoals ieder jaar heeft mijn boekhouder gegoocheld met uitstelregeltjes en daarom mag dat. Goed, nu het B-woord toch gevallen is, laat ik dan maar volledig zijn: eigenlijk doet mijn boekhouder mijn belastingaangifte. Ikzelf hoef slechts mijn administratie, de gesorteerde bonnen voor de aftrek en eventuele jaaropgaven aan te leveren. Daar zit ‘m de kneep. Ik héb geen administratie, de bonnen die ik verzameld heb liggen in volstrekt onoverzichtelijk janboel bij elkaar in een te klein laatje en als ik al jaaropgaven heb ontvangen dan zijn die in hetzelfde archief terecht gekomen waar ik ook contracten, gebruiksaanwijzingen en half opgegeten gevulde koeken in boekstaaf. Derhalve ben ik nu in de weer met Excel bestandjes en een calculator. Lekker administreren, terwijl buiten de nazomer inzet.
Administreren gaat bij mij ongeveer zo: ik zit achter mijn bureau tussen papieren, enveloppen en verzonnen schemaatjes, en meer dan de helft van de tijd doe ik helemaal niets. Staren. Af en toe sla ik een paar keer met mijn handpalmen op het bureaublad en roep ik: ‘Ik wíl mijn administratie niet doen!’ Na een keer of wat komt mijn huisgenoot vragen of alles in orde is. Dan jaag ik hem weg.
Dit buitengewoon constructieve proces wordt helaas danig bemoeilijkt door Excel. Van Microsoft. Men zegt wel eens dat dat programma een handige en gebruikersvriendelijke systematiek is om zaken op een rijtje te zetten, maar dat is natuurlijk niet waar. Microsoft Excel is uitgevonden om onschuldige burgers tot waanzin te drijven. Het is zo’n programmaatje waarbij je niets straffeloos kunt doen. Elke minieme verandering resulteert in een complete aardverschuiving op een volslagen andere locatie in je met liefde en beleid opgestelde beraming. Met bepaalde formuletjes kun je handig grote bedragen becijferen. Maar soms doen die formuletjes het niet. Dan ligt alles overhoop, verschijnen er gekke symbooltjes in beeld, lachende duiveltjes en belastingmannetjes die de Hitlergroet doen, en daarna mag je alsnog alles uit je hoofd uitrekenen.
Als ik daarmee klaar ben blijkt de onnauwkeurige kul die ik geschematiseerd heb helemaal niet te rijmen met de bewaarde bonnetjes. Nogal wiedes. Ook ben ik mijn ziektekosten- en telefoonrekeningen kwijt en kan ik mijn reiskosten maar tot een jaar terug uitprinten, waardoor die hele uitstelregeling alsnog als een boemerang tegen mijn achterhoofd ketst en me geld en bittere tranen kost. Ik zet dus maar meer koffie. Die koffie drink ik op hoewel ik er alleen maar harder van ga trillen. ‘Ik wíl mijn administratie niet doen!’, zeg ik nogmaals, inmiddels op fluistertoon, omdat mijn stem weg gejammerd is. En ik beloof beterschap. Elk jaar beloof ik beterschap. Aan mezelf en aan mijn boekhouder, die waarschijnlijk de uitstelaanvraag voor 2013 al klaar heeft staan. Hij is door ervaring wijzer geworden. Hij wel.