Uitsluiten en demoniseren doet aan medemenselijkheid tekort. Als we dat ergens en bij iemand zien dan is het wel in Cuba en Fidel Castro. Nog altijd is hij de paria van de Verenigde Staten met in het kielzog daarvan de Westerse mogendheden.
Wij denken graag in stereotypes, oneliners en, analoog aan het digitale denken, in wit zwart. Toch heeft het wijzen met het vingertje naar het ‘dictatorstaatje’ Cuba het land na meer dan vijftig jaar nog altijd niet op de knieën gekregen.
De val van de muur heeft de Cubanen veel tekorten gebracht, het leidde tot vormen van corruptie die men sobrevivir – overleven – ging noemen, maar het leidde ook tot zelfverzekerdheid en het delen van wat er aan voedsel was. En het leidde zeker niet tot een volksopstand. Eerder tot verbondenheid en gevoelens van trots die Fidel handig wist uit te spelen rond symbolen als het ‘geroofde’ jongetje Elián González.
Schande sprak het volk en wederom moest grote reus Amerika buigen voor de turf Cuba: onder georkestreerd gevlag werd hij als een held binnengehaald. Het was de zoveelste keer dat de Verenigde Staten bakzeil haalde in een lange periode waarin Noord-Amerika door middel van een boycot het land probeerde af te sluiten van de wereld, waarin de ‘yankees’ zich verslikten in het varkensbaai-incident en in de vele pogingen om Fidel om zeep te brengen en de Cubanen en uit te hongeren.
De tekorten en het op eigen benen leren staan, leidde in het kader van project van de revolutie onder andere tot een voedselbonnenboekje – la libreta – dat voorzag in het allernoodzakelijkste levensonderhoud. Het voorkwam dat de Cubanen – zeker na het wegvallen van de steun van de Sovjet-Unie – als bedelaars de straat op werden gestuurd. Dat wil niet zeggen dat het hosanna was, en dat was het zeker niet voor de gepensioneerden, maar intussen hebben ook wij een voedselbank die bij gepensioneerden en bijvoorbeeld bij alleenstaande moeders verhongeren voorkomt. Een vorm van liefdadigheid die wat anders is dan solidariteit.
Werken naar vermogen bleef echter een andere zaak: het werken op de suikerplantages bleef iets houden van de slavenarbeid uit de koloniale tijd. Een verleden is zo maar niet uit het collectieve geheugen gewist. Kijk maar eens hoe lang wij alles wat Duits is met ‘mofrika’ associëren. Ondanks dat alles blijven wij Fidel een dictator noemen en noemen we Cuba een communistisch land. Een naamgeving die na de val van de muur werd ingeschreven in het boek van afgeschreven systemen.
Overeenkomstig Francis Fukuyama´s denken over het einde van de geschiedenis en het denken in stereotypes werd ook Cuba afgevinkt en bij het historisch afval gedumpt. Maar ook hierin is Cuba anders dan het op het oog lijkt en staat de naam niet voor het hele verhaal. Het project van de revolutie is namelijk gebaseerd op het gedachtengoed van de in zijn tijd in Amerika hooggeachte José Martí. Volgens diens opvatting over humaniteit en mensenrechten is na de val van Batista aan het Cubaanse project begonnen. En wie dat niet wil zien, heeft geen idee wat Cuba en wat het project van de revolutie is.
Fidel is een Martiaan en zijn systeem is een humanistisch martianismo. En dat is heel wat anders dan een stalinistisch-communisme. Terecht dat dat niet meer bestaat.