Het zijn de soort releases waar die-hard platenverzamelaars waarschijnlijk niet zo gelukkig van worden: heruitgaven van moeilijk te krijgen en daarmee haast vergeten prachtplaten. Heb je net een rib uit je lijf betaald om dat ene exemplaar van die ene plaat die niemand heeft maar volgens jou iedereen moet hebben, komt er een nieuwe uitgave van een label als Earth Recordings die er beter uitziet en beter klinkt dan jouw afgeragde kleine klassieker.
Ik kan me voorstellen dat vaak pijn doet. Maar voor de gewone muziekliefhebber met een gewone portemonnee voor wie deze platen normaliter buiten bereik liggen of niet eens bekend zijn, is het een uitkomst. Vooral ook wanneer het verantwoordelijke label daadwerkelijk ongehoorde parels opnieuw onder de aandacht weet te brengen. En, laten we wel wezen, Earth Recordings heeft er een oor naar.
Eerder al bracht het aan Fire Records gerelateerde label werk van Howard Eynon, Bert Jansch en Tariverdiev opnieuw onder de aandacht, nu is het aan Steve Warner om een welverdiend tweede leven te beginnen. Veertig jaar nadat hij geheel alleen alle instrumenten voor zijn naamloze debuut inspeelde, wordt dit album voor het eerst in 37 jaar weer uitgebracht. Dertien nummers die vaak doen denken aan de laten jaren 1960 en dan vooral de Pink Floyd voordat Syd Barrett bleef hangen in zijn excessieve drugs gebruik.
Geen album dat snel wordt opgepikt in een tijd dat punk de progressieve rock met rauwe eenvoud om de oren sloeg, met alle verfijnde en gedetailleerde psychedelische folk. Nummers die naast de vroege Pink Floyd ook doet denken aan gelijk gemutste singer-songwriters als Ralph McTell en Cat Stevens, met als uitgesproken verschil Warner werkelijk alles op deze plaat zelf heeft ingespeeld; of het nu klarinet, fluit, gitaar of percussie is, je hoort Steve Warner.
Zelf schrijft Warner daar op de binnenhoes over dat er vast mensen waren die dat beter konden dan hij en dat hij wellicht hen deze partijen in had moeten laten spelen, maar we mogen blij zijn dat hij die anderen niet benaderd heeft. Het houdt het hele toegevoegde instrumentarium klein, maar maakt het tegelijkertijd ook ongebruikelijk in de wijze waarop het wordt uitgevoerd.
Iets wat er ook voorzorgen dat de plaat klinkt als iets wat moest gemaakt worden, prachtige kleine liedjes op piano of gitaar die er bij de toen 24 jarige Steve Warner uit moesten, niet eens zo zeer met de intentie het ook wereldkundig te maken. Een heruitgave die dus ook een plaats verdient in de platenkast van iedere liefhebber van de psychedelische folk, waarbij moet worden gewaarschuwd dat Warner er ook niet voor schuwde om kleine uitstapjes te maken naar blues en bluegrass. Maar ook dat is een genot om naar te luisteren.
Dit artikel verscheen eerder bij Sounds Tilburg