35 jaar cel krijgt Bradley Manning, omdat hij misstanden in het Amerikaanse buitenlandbeleid heeft willen openbaren. Zijn zaak ,en die van medeklokkenluider Edward Snowden, zijn onderdeel van een bredere ontwikkeling in het Westen die begon op 11 september 2001. Door deze ontwikkeling staat de suprematie van het recht op de helling.
In 1983 waarschuwde de vermaarde rechtshistoricus Harold J. Berman voor onzekerheden binnen de Westerse rechtstraditie. In dat Westen overstijgt het recht veelal de politiek, maar in de 21e eeuw bevindt het recht onder druk van terrorisme en staatsveiligheid zich in een omgekeerde wereld waar het paard achter de wagen wordt gespannen.
Fundamentele rechtsbeginselen worden in deze nieuwe denkwereld ondergeschikt gemaakt aan politieke opportuniteit. Denk aan de invasie van Irak, het doden van Osama bin Laden of de misstanden van Guantánamo Bay. Dit buitensluiten van de suprematie van het recht wordt gelegitimeerd vanuit het juridisch taalgebruik zelf. ‘The War on Terror’ was bijvoorbeeld een zorgvuldige juridische structurering om bepaalde elementen van het recht buitenspel te kunnen zetten. De onthullingen van Snowden over de Amerikaanse spionageprogramma’s doen nu vermoeden dat ook tussen burger en Staat het recht een onzekere positie inneemt.
Dat privacy nog slechts een illusie is wisten we al, maar de huidige anti-legalistische denkwereld brengt ook gewetensvrijheid en daardoor de gehele Westerse rechtstraditie in gevaar. Privacy is de voorwaarde voor gewetensvrijheid, zeker met de huidige technologische mogelijkheden. Als privacy echter zo ingrijpend wordt geschonden als Snowdens onthullingen suggereren, schuilt het onheil van het massale monitoren van de bevolking niet alleen in privacy, databescherming, of mensenrechten. Het gaat uiteindelijk om de gewetensvrijheid, zonder welke voor burgers geen vrijheid in denken, doen, en laten bestaat.
De zeer ingrijpende technologische veranderingen in de samenleving confronteren het rechtsbesef met fundamentele veranderingen, maar de essentie moet liggen in intellectuele en gewetensvrijheid. In combinatie met een tanende macht van het recht komt de Westerse samenleving anders op losse schroeven te staan. Het speelt willekeur in de hand, zoals Guantánamo Bay, of bijvoorbeeld de recente aanhouding van Guardian-journalist Glenn Greenwalds partner, David Miranda aantonen.
De Staat is gebonden aan de juridische instituten waardoor ze regeren. Deze suprematie van het recht is ooit ontstaan als concept in de Westerse rechtsgeschiedenis en is geen gegeven, maar behoeft onderhoud. Uit angst voor terrorisme en onder het mom van staatsveiligheid lijken Westerse overheden zichzelf echter buiten het recht te willen plaatsen. Gekscherend werd over Snowden gezegd dat hij het beste naar Guantánamo Bay kon verkassen om uit handen te blijven van de Amerikaanse rechter.
De gehele Westerse rechtstraditie lijkt een verandering mee te maken, waarbij de suprematie van het recht en gewetensvrijheid onzeker zijn. Ook Nederland is niet immuun voor deze ontwikkelingen. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de anti-rechtsstatelijke houding van het kabinet-Rutte II. Een veel diepere stroming van anti-legalistisch denken vormt echter de voedingsbodem voor dit anti-rechtsstatelijk gedrag.
Het recht is niet slechts functioneel, het is ook een weerspiegeling en uiting van een intellectueel en moreel klimaat. Zoals Berman ooit betoogde is de noodzaak voor een rechtssysteem niet alleen een politieke, maar ook morele en intellectuele keuze. Helaas lijkt elk gevoel van moraliteit de rechtsorde te verlaten als terrorisme of staatsveiligheid in het spel zijn. Er doemt een intellectueel klimaat op waar in naam van staatsveiligheid, recht en gewetensvrijheid moeten wijken voor politieke opportuniteit.
Als die staatsveiligheid wordt gehandhaafd door haast totalitair technische mogelijkheden is dit een zeer ingrijpende ontwikkeling in de Westerse rechtstraditie. De vraag is dan, zegeviert het recht of politieke opportuniteit? Stel deze vraag, voordat dystopische elementen zich als onwrikbare instituten in de samenleving verankeren.