Een oorlog win je niet met Kinderen-voor-kinderen-betrokkenheid

27-08-2013 17:24

Cynisme. Volgens het woordenboek een houding die voortkomt uit wantrouwen en gerede twijfel ten opzichte van de goede bedoelingen van de medemens. Volgens mij is het eerder een stempel, dankbaar gebruikt door mensen die het niet zo leuk vinden om geconfronteerd te worden met andere mensen die in hun ogen niet ‘positief’ genoeg zijn. Negativiteit is blijkbaar de schuld van al het kwaad op de wereld, the root of all evil. En wat doe je met wortels van het kwaad? Juist. Uitroeien.

LALALALA roepen als iemand niet lekker positief is

Uiteraard gaat dit in Nederland op geheel Nederlandse wijze: vingers in de oren en heel hard gaan LALALALA roepen als iemand niet lekker positief is. “Want hé, joh hè, nou, zo erg is het allemaal niet. Jeetje waar maak jij je druk om zeg, wat maak je het jezelf toch allemaal moeilijk! Nou, zeg, de overheid haten is zó kinderachtig, dat tegen-aan-getrap ben je ook te oud voor hoor, sjongejonge. We hebben het zo goed voor elkaar. Wat zeg je? NSA? Ja, maar dat is Amerika en Amerika is anders – daar hebben ze van die volslagen gestoorde Republikeinen dus ha ha ha nee hier gaat het een stuk beter hoor. En dan nog, wat kan je er überhaupt aan doen. Daarom. Kop op hoor. Want er zijn toch ook hele goede politici die het beste met het land voor hebben, puur uit ideologie?”

Ja, en ik ben een burger die fluitend belasting betaalt.

Voor de oplettende lezer: dat was cynisch bedoeld. Of dit cynisme ‘teveel’ of ‘te weinig’ is, dat hangt af van de lezer. Het belangrijkste punt is dat het in de discussie voornamelijk gaat over ‘te cynisch’ zijn. Ik zou juist eerder zeggen dat we niet cynisch genoeg zijn.

Kritiekloosheid het nieuwe elitaire speeltje?

Afwezigheid van cynisme is zelfs een teken dat de vrije samenleving (ooit Zimbabwaanse politieke spotprenten gezien?) niet optimaal functioneert, iets wat onderzoekers en journalisten als de kritische vraagstellers die het zijn toch mede moeten ‘hoeden’. Want juist zij dienen gerede twijfel tegenover bedoelingen van anderen te hebben. Afwezigheid hiervan mondt uit in totale kritiekloosheid, en zie hier het bedroevende resultaat.  Zolang ik nog wel eens met de NS moet reizen, is er toch niemand die mij wijs kan maken dat de samenleving ‘af’ is en er voldoende reden is om gezond wantrouwen te laten varen. Het gevoel bekruipt mij dat kritiekloosheid het nieuwe elitaire speeltje is: anti-cynisch zijn, vooral uitleggen dat de overheid het heus wel goed bedoelt, dat je zorgmanagers nou eenmaal niet kan afschepen met bovenmodaal loon, deëscaleren die sudderende sentimenten en wat betreft journalisten: vooral geen gekke dingen zeggen anders praat de persvoorlichter niet meer met je (en tegenwoordig is iedereen journalist, dus concurrentie is moordend).

Democratie bestaat volgens mij echter nog altijd bij gratie van onenigheid: democratie schuurt, is ongemakkelijk en er is ook helemaal niets ‘leuks’ of ‘gezelligs’ aan democratie. Ik vind het verschrikkelijk, moet zaken zoals witte driekwartleggings en Wereldwinkelvrouwen met zelfgemaakte oorbellen en linnen tasjes accepteren – maar het is nog altijd vele malen beter dan leven in Noord-Korea onder de Kim-van-Dienst.

Een kind ondurrrrj de evenaarrrrj wordt later vaak een bedulaarrrj

Daarom een oproep aan met name de generatie onder mij (ja sorry, Groenhuijsen, maar jou heb ik al opgegeven) om wat cynischer te worden: ook al krijg je nog zo een grote aai over de bol van je papa en mama, je studiebegeleider, je docent omdat je een beetje ondeugende wijsneuzerige Kinderen-voor-Kinderen (een kind ondurrrrj de evenaarrrrj wordt later vaak een bedulaarrrj)-betrokkenheid toont, gevoed door Wikipedia-wijsheden en applaus krijgt voor je gefundeerde maatschappijkritiek middels het herkauwen van een VPRO-Tegenlichtdocumentaire: het is niet genoeg. Hiermee genoegen nemen is namelijk een teken van apathie en kenmerkt de stuitende luiheid en gemakzucht van generaties die de nu-eind-twintigers-tot-eind-dertigers insluiten. Daarnaast is het zelfs beledigend (misschien is ‘stuitend cynisch’ hier een mooiere term) om zaken die aangekaart worden door die zogenaamde ‘cynici’ (of oplettende, kritische burgers, het is maar net je hoe je het bekijkt) te counteren met een jij-bak. Alsof er geestelijk iets ‘mis’ is met rationaliteit (“jeeeeetje wat ben je zuur!”), alsof je onmenselijk bent als je mensen aanziet voor mensen en dus niet verbaasd opkijkt als ook progressieve held Dronebama zich niet puur laat leiden door goede bedoelingen (“jeeeeetje het is toch heel erg wat er gebeurt daar!”), alsof je eigenlijk in een dwangbuis hoort als je kritiek hebt op mensen (of politieke instituties, persoonlijke favoriet) zonder er eerst zelf een vijf stappen blauwdruk-plan aan te hangen (“jeeeetje, alsof jij het allemaal zo goed weet!”).

Alleen al dénken aan een alternatief leidt tot paniek

Het ‘je hebt geen alternatief dus bek houden’-argument geeft weer in hoeverre wij blijkbaar al bang zijn geworden voor geestelijke exercities: alleen al dénken aan een alternatief, of geconfronteerd worden met het feit dat ‘iets’ niet werkt en dus ‘ooit’ zal veranderen, maakt ons paniekerig. Want er moet wel meteen iets voor in de plaats komen hoor, en zo niet, dan alsnog valt het allemaal best wel mee hoor! Het lijkt een beetje op het geestelijke equivalent van een automatische grasmaaier, die onderweg een steen tegenkomt in het grasveld en (doordat die steen niet in zijn programma voorkomt) hier vervolgens eindeloos omheen en tegenaan botst. Niet geanticipeerd, dus kortsluiting.

Een cynischzuur appeltje

Cynisme kan en hoeft ook niet het alternatief direct bloot te leggen, maar het is wel een middel om aan te geven waar het precies schuurt, en dat verandering een optie is (of zou moeten zijn). Het is een instrument in de zoektocht naar hoe het beter kan, wat is daar in vredesnaam negatief aan? Zeker, wellicht moet je even door een cynischzuur appeltje bijten, maar ook Dr. Phill zegt altijd tegen de snotterende huisvrouwtjes op de bank: “You can’t change what you don’t acknowledge, mmmkay?”