Achtergrond

De wereld van de schizofrenieonderzoekers wordt steeds schizofrener

07-02-2016 15:25

De wereld van de schizofrenieonderzoekers wordt steeds schizofrener. De ene hoogleraar zegt dat de diagnose een hersenschim is, de andere verkondigt de oorzaak te hebben ontdekt. Die discussie is al ruim honderd jaar oud – en geen stap verder.

Schizofrenie bestaat niet

Althans, zo opende deze week een persbericht van de Universiteit Maastricht. Hoogleraar psychiatrie Jim van Os had in het British Medical Journal een oproep gedaan om de term af te schaffen. Volgens hem is inmiddels afdoende wetenschappelijk aangetoond dat datgene wat onder schizofrenie wordt geschaard, niet anders is dan een redelijk willekeurige combinatie van symptomen binnen de overkoepelende term ‘psychose’. Van Os (in het persbericht van de Maastrichtse universiteit):

 

“Psychose wordt op dit moment gerangschikt onder diverse categorieën, zoals: schizofrenie, schizofrene stoornis, waanstoornis, depressie of bipolaire stoornis met psychotische kenmerken. Met dergelijke categorieën diagnosticeer je deze moeilijk te vatten ziekte niet, die blijft ongrijpbaar. Het beschrijft alleen maar hoe je symptomen kunt clusteren, zodat je patiënten kunt onderbrengen in een groep. Op deze manier kan een specialist bijvoorbeeld aangeven: ‘U hebt de symptomen van psychose en een manie, dat noemen we een schizofrene stoornis. Mochten uw psychotische kenmerken verdwijnen, dan heeft u een bipolaire stoornis. Echter, als de manische kenmerken verdwijnen en uw psychose chronisch wordt, dan krijgt u diagnose schizofrenie.”

 

Schizofrenie is met andere woorden een nutteloos vakje. Een leeg en fluïde begrip. Ondertussen omschrijven instituten van naam en faam schizofrenie als een hard gedefinieerde, ongeneeslijke ziekte.

‘Oorlogstaal afleren’

Van Os vervolgt:

 

“Zo heeft de American Psychiatric Association het op haar website over een ‘chronische hersenaandoening’. In wetenschappelijke publicaties worden termen gebruikt als ’invaliderende, neurologische aandoening’, een ‘verwoestende erfelijke hersenaandoening’ of een’ hersenaandoening met overwegend genetische risicofactoren’. Deze termen zijn erg suggestief alsof het gaat om een specifieke, genetische hersenziekte.”

 

Van Os hoopt dat deskundigen dergelijke oorlogstaal afleren, omdat dit ‘onrecht doet aan al die andere mensen die lijden aan een aandoening binnen het zeer heterogene psychose spectrum.’ Alsof die minder erg zouden zijn.

Publicitaire geweld van de biologische psychiatrie

Tegenover deze theoretische waarschuwing staat het publicitaire geweld van de biologische psychiatrie. In deze tak van onderzoek twijfelt men er niet aan of schizofrenie is een gevaarlijk monster dat zich in de diagnostische mist schuil houdt, en dat met genetisch onderzoek verslagen zal worden. Ook deze week publiceerde Nature een omvangrijke Amerikaanse studie naar de genetische oorzaken achter schizofrenie. Volgens de onderzoekers (die 700 breinen van overleden schizofrenielijders onderzochten, plus een hersendatabank, en ook heel veel labmuizen versleten) is de oorzaak van schizofrenie betrekkelijk simpel.

Schizofrenie gaat gepaard met een tekort aan (synaptische) verbindingsdraadjes tussen de hersencellen. Is dat tekort de oorzaak, of een gevolg? Of ligt aan schizofrenie en dat tekort dezelfde oorzaak ten grondslag? Of geeft dat tekort een grotere kans op psychotisch symptomen? Niemand die het echt weet. Deze onderzoekers houden echter niet van aarzelen: dat tekort is de oorzaak van schizofrenie. Nu is het zo dat het brein tijdens de eerste levensjaren veel te veel van die verbindingen aanlegt. In de latere jaren (totdat een mens volwassen is) worden de meeste van deze verbindingen (indien nutteloos) weer verwijderd. De Amerikanen zeggen nu het genetisch mechanisme achter deze afbraak te hebben ontrafeld en daarmee ‘dus’ de oorzaak van schizofrenie. Een afwijkend gen (één gen) produceert een eiwit (‘C4’) dat een ander eiwit (‘C3’) aanbrengt op synapsen. Dat C3 lijkt op het eiwit dat de zenuwcel zegt: ‘deze synaps kan weg’ – maar is het niet. Waardoor er te veel synapsen sneuvelen.

‘A huge genetic discovery’

Deze verdacht simpele verklaring wordt deze week overal gebracht met de gebruikelijke fanfare. Om één voorbeeld te geven: de newssite New York Magazine opent haar berichtgeving over deze publicatie (over ‘A huge genetic discovery‘) met de gebruikelijke zwarte beschrijving van schizofrenie:

 

“a devastating and often destructive mental disorder, one that overtakes a young mind and sends it spinning out of touch with reality. About one in 100 Americans is estimated to have schizophrenia….”

 

Maar gelukkig, een ‘team of the nation’s top scientists‘ heeft het monster waarschijnlijk verslagen. De website citeert Steven Hyman, directeur van Stanley Center for Psychiatric Research van MIT, die zich in de Washington Post eerst omschrijft als een ‘knorrige, oude scepticus’, maar direct daarna opgewonden mededeelt dat deze ontdekking hem ‘almost giddy’ maakte van opwinding. Kortom, dit is een doorbraak.

Doorbraken willen bereiken

Dergelijke publiciteit (met dank aan aardige collega’s) hoort bij de biologische psychiatrie. Want dit is immers wat wetenschappers willen doen: doorbraken bereiken. En dit is ook wat hun geldschieters willen zien. En wat de media graag willen vertellen. Of dit artikel de volgende winter zal halen, weet nog niemand. In hoeverre het resultaat afhankelijk is van de keuze van de patiënten, is onduidelijk (en een replicatie die de hypothese test, zal wel nooit van de grond komen). Voorlopig vieren we de vooruitgang.

Vooruitgang?

Toen Emil Kraepelin in 1893 zijn definitie van ‘dementia precox’ ofwel schizofrenie publiceerde, werd dat algemeen als een doorbraak beschouwd. Tientallen collega’s zagen ineens in dat een grote groep jonge psychiatrische patiënten keurig binnen dat vakje paste. De ‘ontdekking’ van schizofrenie wordt überhaupt wel beschouwd als de coming of age van de wetenschap psychiatrie. Maar het was dezelfde Kraepelin die een paar jaar later zijn eigen aanpak diagnose weer verwierp. ‘Ik heb,’ schreef in de vijfde editie van Psychiatrie, ‘elke poging opgegeven om psychose te classificeren op basis van het klinische beeld.’ Hij wilde niet langer indelen en dan speculeren over oorzaken: ‘Zolang we niet in staat zijn om om ziekten in de delen op basis van oorzaken, en verschillende oorzaken kunnen onderscheiden, zullen onze ideeën over oorzaken [van afzonderlijke diagnoses] onhelder en tegenstrijdig blijven.’ De taak van de arts, schreef hij, is niet deze nutteloze zoektocht naar ‘de’ oorzaak maar op basis van zijn klinische ervaring de patiënt en zijn familie informeren over de kansen op herstel.

Dat was 120 jaar geleden. De discussie over schizofrenie draait nog steeds om deze vragen. 120 jaar biologische psychiatrie heeft daar niets aan kunnen veranderen. Alle fanfare ten spijt, hebben we nog steeds geen medicijn tegen schizofrenie. Misschien omdat we niet eens weten of het wel bestaat. Tot zover De Vooruitgang.