Keek ik naar de eerste uitzending van DWDD met gepast wantrouwen, ik moet zeggen: het viel me alleszins mee. Natuurlijk was daar – nog steeds – de wanstaltige onderbreking in het openingsfilmpje dat ‘je DWDD niet wilt missen’. Fors van publiek geld worden betaald om programma’s te mogen maken, jaarlijks tonnen uitkeren aan de alfamannetjes die de boel aan elkaar leuteren – vooral omdat zij zelf menen dat ze daar recht op hebben, en dan in de openingstune gaan jammeren over de bezuinigingen op de PO. Dan ben je toch wel lichtelijk van den pot gerukt.
Ook de uitgestreken tronie van Jan Mulder – immer slecht geïnformeerd, immer zichzelf parodiërend – had meer niet gehoeven. Over de nieuwe huisband Tangerine laat ik me niet eens uit, aangezien ik sterk het vermoeden heb dat het hier om satire gaat. Maar waar ik het eigenlijk over wil hebben is de nieuwe taalrubriek van Paulien Cornelisse en Arjan Lubach.
Want wat ben ik blij dat die twee het taalgebruik van de gemiddelde Nederlander met gepaste hooghartigheid blijmoedig door de stront trekken. Ik kan daar niet genoeg van krijgen. Overigens niet om dat ik een taalfetishist ben, of een gefrustreerde grammatica-autist. Ik ben veel te lui om mensen op hun spelfouten te wijzen. Alhoewel het natuurlijk dieptriest is dat zelfs hoogopgeleiden nauwelijks nog kunnen spellen; mensen die er een dagtaak van maken om andere te pakken op schendingen van tamelijk arbitraire taalconventies zijn vele malen zieliger. Dat snappen Cornelisse en Lubach ook wel. Vele malen imbecieler en lachwekkender is het taalgebruik van tegenwoordig.
Je kan veel zeggen over de babyboomgeneratie, maar ik weet toch zeker dat die babyboomers jaren geleden niet, en ook nu niet, zo banaal met hun taal omgingen als men tegenwoordig ‘placht’ te doen.
Ik las ooit eens ergens dat de productieve woordenschat van de volwassen Nederlander bestaat uit tienduizend woorden. Dat moet dan in de jaren zestig zijn geweest, want als ik het niet mis heb is dat volume op z’n minst gehalveerd. Wat betreft Nederlandse woorden is dat aantal vast nog kleiner omdat er aardig wat Engels in is geslopen. Afgaande op het zielloze geleuter van mening BN’er op televisie zou je denken dat de volwassen Nederlander waarschijnlijk nog maar over een productieve woordenschat van zo’n veertig woorden beschikt. Is dit al om te huilen? De kwaliteit van die woorden is nog erger. Daar zitten dan woorden bij als ‘kanjer’, ‘toppertje’, ‘shoppen’ en ‘stukje’. Die armoedige verzamelingen dient dan vooral om vaste uitdrukkingen te bakken als ‘helemaal leuk’, ‘ik heb zoiets van’ en het van hysterische Amerikaanse tienermeisjes geleende ‘oh my god’. Wat dat betreft zijn de hashtags op Twitter een uitkomst, dan hoef je niet eens meer een fatsoenlijke zin te maken. Het door Tim den Besten ingesproken ‘de hashtags van Lieke van Lexmond’ vat de ontluisterende stand van zaken aardig samen.
Goed nieuws dus dat het boek van Paulien Cornelisse ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ vijfhonderdduizend(!) keer verkocht is in Nederland. Er is dus blijkbaar toch nog een groot aantal Nederlanders geïnteresseerd in de taal, en in het bijzonder de verkrachting ervan. Want komt niet aan met het argument dat het allemaal niet uitmaakt omdat ‘we elkaar toch gewoon begrijpen’, en dat ‘taal op natuurlijke wijze verandert’. Het grossieren in nietszeggende woorden en clichés duidt nergens anders op dan op luiheid, een gebrek aan creativiteit en is slechts een teken van onvermogen om nog iets treffend te omschrijven. Misschien moeten onderzoekers eens een kijkje nemen in het brein van een willekeurige adolescent om te zien of het taalcentrum niet ernstig aan het verweken is.
Chris Aalberts mag dan menen dat ‘laag opgeleiden worden genegeerd of overschreeuwd’ door De Wereld Draait Door, als we dit soort televisie al als hautain beschouwen, dan is het wel heel treurig gesteld met de algemene ontwikkeling van Nederland. Ik kan niet wachten op de volgende uitzending van DWDD waarin Cornelisse en Lubach vrolijk over de taalarmoede van menig Nederlander heendefeceren. Enfin; #helemaalleuk #evendatmomentjepakken