Oh jee. De voorganger die hij te grazen nam in zijn eerste societycolumn zit buiten nietsvermoedend koffie te drinken. Frank Kromer, tussen maart 2012 en maart 2013 gezicht van Parool‘s feestjesrubriek Schuim, heeft er geen spijt van dat hij Charlotte van Drimmelen een trap na bezorgde in zijn eerste stukje. ‘Ik moest toch even laten weten dat ik er was. De koning is dood. Leve de koning’, zegt hij in het Amsterdamse café Luxembourg.
Frank Kromer haalde in zijn Parool-eersteling vals uit naar Van Drimmelen door even te memoreren dat ze hem had gesmeekt de merken te noemen die heur afscheidsfuif hadden gesponsord. ‘Vreselijk al die pr-stukjes, toch?’, zegt hij.
Ach ja, waren er maar meer mensen als Frank Kromer in de entertainmentjournalistiek.
Hij is heteroseksueel (voor zover we weten dan), maar daar was in zijn Schuim-schrijfsels niets van te merken: de toon in de dagelijkse tweekolommer was vaak even vilein als de opmerkingen die worden gemaakt in roddelnichtrubrieken op radio of televisie.
Elk jaar rond maart vervangt Parool-hoofdredacteur Barbara van Beukering haar societyverslaggever voor een nieuwe jonge hond die opnieuw zijn BN-er netwerk (voor zover aanwezig) achter zich kan verbranden. Kromer heeft goed werk verricht, want eigenlijk alleen maar vijanden gemaakt.
En vijanden zal hij met zijn deze week verschenen boek Klatergoud en Schone Schijn zeker nog meer krijgen. Waar hij in zijn rubriek vaak al lekker beet, staat zijn boek vol met beerputonthullingen uit de glamourpolder.
Klatergoud en Schone Schijn is een liquidatie in zestig hoofdstukken.
En zoals elke geraffineerde feestjesverslaggever snapt, moordt hij eerst zichzelf uit om vervolgens nog harder te kunnen uithalen naar de rest. Om met zijn eigen falen te beginnen.
Kromer, die -zoals gezegd – een frisse hekel heeft aan de gesponsorde waarheid, zag Beatrix bij de opening van het megalomane filmmausoleum Eye de rode loper voorbij scheuren in d’r dienstvoiture om even verderop de koninklijke artiestengang te nemen.
Gelijktijdig zag de wakkere verslaggever ook een menshoge Moët Chandon-champagenglas boven de menigte uittorenen.
Die glasvlek aan de einder van de rode loper horizon kon ook Beatrix niet zijn ontgaan, zag hij. Weet je wat, dacht de Parool-sterrenkijker, ik doe net alsof Hare Majesteit geen zin heeft om over het VIP-tapijt te stiefelen en te dienen als koninklijk reclamevulsel voor die ordinaire bubbelboer.
‘Ik dacht: ik maak een grapje, en tiepte op dat ze met afgewend hoofd haar chauffeur opdracht gaf langs de champagnefles te rijden. Welja, dacht ik: wie neemt zo’n rubriekje nou serieus.’
Fout gedacht! Albert Verlinde nam de tekst in het rubriek dus wèl aux serieux. In Boulevard haalde de vermaakkenner de uit verveling verzonnen anekdote de volgende avond aan om die op zijn kenmerkende oei-oei-nou-nou toon te becommentariëren. ‘Ik schrok me dood en dacht even: wat zullen ze zeggen als ze weten dat ik alles heb verzonnen.’ Gelukkig zat mijn vriendin naast me. Die zei: ‘Neem jij Boulevard nou ook weer serieus.’
En zo rollen we in de entertainmentindustrie. Meneer A zegt iets, mevrouw B reageert en aan het einde van de dag is er weer een programma gevuld. Kromer: ‘Of ik er iets op gehoord van de RVD?’ Hij denkt even na, serieus, en zegt dan: ‘Nee, natuurlijk niet.’
Tot zover de eigen blunders. Komen we nu aan de gênante momenten van anderen. (Des te leuker).
Meest treurig is gevalletje Yves Gijrath. Kromer was op de Miljonair Fair en stoorde zich weer eens aan de ellebogende sponsors die graag lachend op zijn pagina wilden figureren. Kromer schrijft niet alleen, maar is ook verantwoordelijk voor de fotografie. ‘Vreselijk volk loopt daar rond. Die vragen aan mij: ‘Mag ik ook op de foto?’
Ook Yves Gijrath, de organisator van het wanna-be a miljonair feest, werd niet ontzien. ‘Ik tikte gewoon op wat ik zag, maar hij wérd me toch kwaad. Onbegrijpelijk, terwijl ik niet eens iets journalistieks had onthuld. Yves begon uit te varen over mijn gebrek aan loyaliteit (Gijrath was ten tijde van het voorval columnist in Het Parool). Hij was zo boos dat hij uiteindelijk zijn columnistenschap opgaf.’
Wat vond hij van die represaille? ‘Ach’, zegt Frank Kromer die erbij kijkt alsof hij net zijn belastingformulier heeft ingevuld. Het hoofdstukje in het boek is getiteld: Killing Yves.
De opgeleide econoom met een master in Amerikanistiek snapt best dat je bronnen een positief stukje op prijs stellen, maar je moet het niet eisen. ‘Je helpt elkaar. Sommige types willen graag hun gezicht in het nieuws houden. Voor sommigen hangt daar veel van af. Maar je beseft toch ook dat ik daar in functie ben, en niet meewerk aan het produceren van die bordkartonnen werkelijkheid.’
Kromer herinnert zich in dit verband een hoorcollege waarin werd gesteld dat veel Europeanen Amerika als een ‘hyperrealiteit’ beschouwen aangezien ze het land alleen kennen van tv-symbolen, zoals het Hollywood-teken en het vrijheidsbeeld. Op dezelfde wijze kijken we ook naar soapies, beschouwt hij.
Ook van deze levende cartoons die ogenschijnlijk doelloos door het sterrenuniversum zweven kennen we alleen de buitenkant, maar hebben we geen idee wat ze doen of vinden. ‘Die mensen lijden aan het Liza Sips syndroom’, spot hij. Liza Sips acteerde ooit in Goede Tijden Slechte Tijden en is nu vooral bekend als goedlachse rodeloperganger zonder emplooi.
Tragisch in dit verband is het verhaal dat hij optekent over de graaizucht van Birgit Schuurman. De ‘zus van’ die we nooit ‘de zus van’ mogen noemen, arriveerde eens onaangekondigd op een gesponsord eventje, waarbij geïnviteerde BN-mevrouwen hun handtassen net aan het volscheppen waren met luchtjes, mobiele elektronica en sieraden. Ineens was daar ook Birgit.
Kromer citeert de verbijsterde goodiebag-entrepreneur die de inhalige Schuurman tijdens het inladen betrapte: ‘Sommigen hebben ook echt geen gêne. Ze was niet eens uitgenodigd! Maar wat moest ik doen? Ik kon haar moeilijk weigeren.’
Grappig verhaal, zou je denken, maar de loslippige organisator had toch liever gehad dat Kromer haar niet letterlijk had geciteerd. ‘Was dat kind ook nog kwaad dat ik optikte wat ze zei. Het is een vreemde wereld waarin niemand oprecht lijkt.’
Na een jaar was hij wel klaar met de schijnheilige glitz en glam. (Nog eentje dan: Eva Jinek mocht de middag aan elkaar praten rondom de presentatie van de hagiografie van Joop van den Ende. Ze zei dat ze erg ontroerd was door het boek, ook ‘omdat ze er 7000 euro voor had ontvangen’, stelt Kromer).
Op welke onthulling is hij het meest trots? ‘Op iets dat ik een jaar niet heb opgeschreven.’
Wat krijgen we nu? Is hij zelf ook corrupt? Hij lacht: ‘Ik heb geweigerd om Bastiaan van Schaik op te voeren in mijn stukjes. Dat is me gelukt! Niet een keer heeft hij erin gestaan, en die assistent van hem (Morris Huppeldepup) ook niet. Daar ben ik best trots op.’
Zijn opvolger, een jongen met een petje die Louis heet, heeft de Bastiaan-boycot opgeheven. ‘Ik heb hem alweer een paar keer zien langskomen.’
Kromer werkt inmiddels aan een documentaire over de terugkeer van de joden na de onderduik.