Nadat de militairen in Egypte op 14 augustus een einde hadden gemaakt aan twee zitacties van aanhangers van de afgezette president Mohamed Mursi in Caïro, waren koptische christenen op ongekende schaal het doelwit van geweld.
Woedende moslims vielen meer dan 200 gebouwen en andere eigendommen van christenen aan en 43 kerken liepen ernstige schade op. Dat schrijft Amnesty International in een rapport, dat de mensenrechtenorganisatie woensdag heeft gepubliceerd.
Vertegenwoordigers van de organisatie bezochten in al-Minya, Fayoum en Caïro en omgeving plaatsen waar het geweld had gewoed en spraken er met ooggetuigen, plaatselijke functionarissen en religieuze leiders.
Die vertelden onder meer over menigtes mannen die met vuurwapens, metalen staven en messen kerken en eigendommen van christenen aanvielen. Velen schreeuwden leuzes als ‘Allah is groot’ of bestempelden christenen als honden.
Relieken werden ontheiligd en op de muur van christelijke gebouwen werden leuzen geklad als ‘Mursi is mijn president’ en ‘Zij doodden onze broeders terwijl ze baden’.
Vaak hitsten plaatselijke moslimleiders de menigtes op tot geweld.
In al-Minya, een plaats 250 kilometer ten zuiden van Caïro waar het geweld het grootst was, waren de aanvallers volgens de journalist gewapend met machetes en zwaarden.
Sommige christenen werden er in eigen huis aangevallen.
Zo werd in een dorp bij al-Minya een 60-jarige kopt doodgeschoten, waarna een tractor zijn lijk door de straten sleepte. Na zijn begrafenis werd zijn lichaam tot twee keer toe opgegraven.
Amnesty verwijt de autoriteiten dat zij niets hebben ondernomen om het geweld te voorkomen.
Kort na de afzetting van Mursi op 3 juli waren kopten ook al het slachtoffer van geweld geweest.
De organisatie wil dat de regering een onpartijdig, onafhankelijk onderzoek naar het geweld in augustus instelt. Ook moet zij een strategie ontwikkelen om nieuw geweld tegen religieuze minderheden te voorkomen. Wetten die minderheden discrimineren, moeten verdwijnen.
Anp