Alweer langer dan een maand heb ik je. Ik twijfelde steeds weer, of ik je langs mijn benen omhoog zou trekken, sluitend in mijn taille. Want je bent strak. En je bent van leer – of dat pretendeer je te zijn, gezien je prijs. Vanochtend besloot ik in een impulsieve beweging je aan te trekken. Truitje erop, panty aan en gaan, voordat ik me kon bedenken.
De problemen begonnen zich al snel voor te doen.
Eerst moest ik bukken om mijn tas op de grond te zetten en het slot van mijn fiets open te maken. Lastig, je bewoog niet mee. Mensen om me heen. Ik manoeuvreerde me als een maniëristisch beeld om de ketting los te maken en weg te kunnen fietsen. Hier het tweede probleem.
Knieën gaan omhoog tijdens het fietsen – een zeer bekend fenomeen. Ik wist uit eerdere ervaringen dat fietsen met een rokje geen feest is en zeker moeilijk om gracieus uit te voeren. Wat ik niet wist, is dat dit met een leren rokje de onmogelijkheid voorbij streeft.
De keuzes die voor mij lagen: 1) m’n rokje omhoog trekken, met het risico (of de kans?) reclame te maken voor de Hunkemöller. Ondanks dat ik zeer ingenomen was met mijn keuze van ondergoed was ik er toch niet helemaal klaar voor om deze met de Wibautstraat te delen. Maar mijn zwarte mantel – net langer dan het rokje – zou bescherming bieden. Snel bewegend zou het niemand opvallen, hoopte ik. Of 2) toch maar moeizaam en in een slomer-dan-slak tempo gaan fietsen met het rokje op de beoogde plek voor rokjes, bovenbenen en slipje verhullend. Maar dan zou ik te laat komen en het risico van een scheur leek me te gênant om over na te denken. Dus toch maar het rokje omhoog.
Volgende probleem: hoe doe ik dit, midden in Amsterdam? Wonderbaarlijk genoeg ging het redelijk snel en onopvallend. Bij het stoplicht was het even spannend. Bij de windstoten ook. Maar daar was ik, op de Dam, op weg naar de Spuistraat. Of iemand het al gemerkt had, wist ik niet. De tunnelvisie gericht op de meter voor me was uiterst behulpzaam om mijn angst tot ontdekking te bedwingen.
Op tijd kwam ik waar ik moest zijn, rokje nog intact. Ik moest bijna afstappen en was gedwongen door mijn knieën te gaan om mijn tas neer te zetten en mijn fiets op slot doen. Hoe ik ook hierbij mijn waardigheid zou kunnen behouden was ik vergeten eerder te bedenken.
Hóe doe je dat op een plek waar er 1) aan de weg gewerkt wordt 2) bij een universiteitslocatie met ernstig veel studenten 3) in het centrum van de hoofdstad? Ik kwam tot de conclusie dat ik mijn schaamte opzij moest zetten – puur omdat wat ik ook ging doen niet soepel zou verlopen en hoe meer moeite ik zou doen, hoe langer het zou duren. Dus ik stapte af, bewust van de mogelijke billenflash.
Ik zette m’n fiets neer, m’n tas op de bagagedrager. Ik gaf een ruk aan het rokje. Niet hard genoeg. Licht voelde ik blosjes opkomen op m’n wangen, het moment duurde me veel te lang. Nog een keer trekken. Andere kant. Sleutel in fiets, omdraaien.
Ik liep snel naar binnen – blikken negerend die er waarschijnlijk niet eens waren.